Irregular verbs, words, sentence; Voorbereiding SO Unit 2, 2B

Welcome! 
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome! 

Slide 1 - Slide

Irregular verbs Unit 2
Blz. 81 

Dit moet je ook kennen voor het SO morgen. 
We gaan checken, wat jij al weet.

Slide 2 - Slide

Vertaal.
to become

Slide 3 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
worden-to become

Slide 4 - Open question

Vertaal.
to begin

Slide 5 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
beginnen-to begin

Slide 6 - Open question

Vertaal.
to bring

Slide 7 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
brengen-to bring

Slide 8 - Open question

Vertaal.
to come

Slide 9 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
komen-to come

Slide 10 - Open question

Vertaal.
to do

Slide 11 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
doen-to do

Slide 12 - Open question

Vertaal.
to find

Slide 13 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
vinden-to find

Slide 14 - Open question

Vertaal.
to get

Slide 15 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
krijgen-to get

Slide 16 - Open question

Vertaal.
to have

Slide 17 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
hebben-to have

Slide 18 - Open question

Vertaal.
to hear

Slide 19 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
horen-to hear

Slide 20 - Open question

Vertaal.
to know

Slide 21 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
weten-to know

Slide 22 - Open question

Vertaal.
to make

Slide 23 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
maken-to make

Slide 24 - Open question

Vertaal.
to say

Slide 25 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
zeggen-to say

Slide 26 - Open question

Vertaal.
to see

Slide 27 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
zien-to see

Slide 28 - Open question

Vertaal.
to take

Slide 29 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
nemen-to take

Slide 30 - Open question

Vertaal.
to think

Slide 31 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
denken-to think

Slide 32 - Open question

Vertaal.
to write

Slide 33 - Open question

Vul de verleden tijd in van:
schrijven-to write

Slide 34 - Open question

Woordjes!
Vertaal: breathtaking

Slide 35 - Open question

Woordjes!
Vertaal: rectangle

Slide 36 - Open question

Woordjes!
Vertaal:iron

Slide 37 - Open question

Woordjes!
Vertaal: gebruiken

Slide 38 - Open question

Woordjes!
Vertaal: oversteekplaats

Slide 39 - Open question

Woordjes!
Vertaal: ongeluk

Slide 40 - Open question

Woordjes!
Vertaal: Waar moet ik uitstappen?

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide