Past Simple review

Past Simple
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Past Simple

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les kun je:

* De verleden tijd (Past Simple) in het Engels gebruiken met regelmatige en onregelmatige werkwoorden
* Vragen en ontkenningen maken in de Past Simple

Slide 2 - Slide

Snap je het al?
Sla dan de video en de slides met uitleg over en begin aan de quiz

Slide 3 - Slide

Nog wat uitleg nodig?
Kijk de video en/of bestudeer de uitleg op de volgende slides voordat je de quizvragen maakt

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

 Regular Verbs
Na een regelmatig werkwoord, schrijf je
'ed'

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 6 - Slide

 Spelling regelmatige ww
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: I drop - I dropped

Als een werkwoord eindigt op medeklinker + y, dan verandert de y in 'ie':
I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + y:
I play - I played



Slide 7 - Slide

Past Simple - onregelmatige werkwoorden

Er zijn geen regels voor de onregelmatige werkwoorden, je moet ze uit je hoofd leren.

Slide 8 - Slide

Past Simple - Vragen en ontkenningen
Did + hele werkwoord:
Did you walk to school yesterday?
Did you see him last week?

Didn't + hele werkwoord:
You didn't walk to school yesterday.
We didn't see the movie last weekend.

Slide 9 - Slide

Past Simple - signaalwoorden
Als je dit soort woorden tegenkomt, weet je dat je de Past Simple moet gebruiken:

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007

Slide 10 - Slide


Fill in: We ..... on holiday 2 years ago.
A
go
B
went
C
been
D
walked

Slide 11 - Quiz


Fill in: I ..... a sandwich yesterday.
A
eat
B
drink
C
drank
D
ate

Slide 12 - Quiz


What is the past tense of: buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 13 - Quiz


What is the past tense of: Study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 14 - Quiz


What is the past tense of: Work
A
works
B
worked
C
working
D
worked

Slide 15 - Quiz

My sister ......... to the party yesterday. She stayed at home.
A
not went
B
didn't went
C
didn't go
D
not go

Slide 16 - Quiz

....... him a present?
No, it wasn't his birthday yet.
A
Did you gave
B
Did you give
C
Gave you
D
Did you giving

Slide 17 - Quiz

She ..... a lot of money yesterday.
A
spend
B
spent
C
didn't spend
D
didn't spent

Slide 18 - Quiz

Where ...... to? I think he went home.
A
went he
B
did he went
C
goes he
D
did he go

Slide 19 - Quiz

We ....... the book because it was boring.
A
read
B
readed
C
didn't readed
D
didn't read

Slide 20 - Quiz

...... home? No, my brother drove.
A
Did you drive
B
Did you drove
C
Drove you
D
Drive you

Slide 21 - Quiz

What have you learnt?
* je kunt zinnen maken in de past simple
* je kunt vragen en ontkenningen maken in de past simple

Slide 22 - Slide

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide