les Pronoms possessifs-Famille
1 / 28
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
C'est ......mère.
A
mon
B
ma
C
mes
D
m'
Slide 4 - Quiz
Volà .....copine.
A
sa
B
son
C
ses
D
s'
Slide 5 - Quiz
C'est .....livre (boek)
A
leur
B
leurs
Slide 6 - Quiz
C'est ....chien?
A
votre
B
vos
Slide 7 - Quiz
Volà .......amie Sana.
A
ma
B
mon
Slide 8 - Quiz
Voilà ......camping. Il est magnifique.
A
notre
B
nos
Slide 9 - Quiz
Et toi? .....tente est grande?
A
ton
B
ta
Slide 10 - Quiz
Vous allez à la plage avec .....amis?
(gaan jullie naar het strand met jullie vrienden?)
(gaan jullie naar het strand met jullie vrienden?)
A
votre
B
vos
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
la grand-mère
A
de nicht
B
de stiefmoeder
C
de oma
D
de stiefzus
Slide 13 - Quiz
le grand - père
A
de vader
B
de oom
C
de zoon
D
de opa
Slide 14 - Quiz
le fils
A
de dochter
B
de zoon
C
de oom
D
de neef
Slide 15 - Quiz
l'oncle
A
de broer
B
de zus
C
de oom
D
de stiefvader
Slide 16 - Quiz
les parents
A
de stiefouder
B
de ouders
C
de ooms
D
de grootouders
Slide 17 - Quiz
les soeurs
A
de tante
B
de nicht
C
de oma
D
de zussen
Slide 18 - Quiz
le cousin
A
de oom
B
de halfbroer
C
de neef
D
de nicht
Slide 19 - Quiz
la cousine
A
de tante
B
de zus
C
de nicht
Slide 20 - Quiz
Anna a un frère .
A
Anna is aardig
B
Anna heeft een broer
C
Anna a une grande maison.
D
Anna a une grande famille
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
schrijf zoveel mogelijke Franse woorden op voor familieleden
timer
1:00
