2024_week12_2v_les2_zinsontleding+quiz

1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Du hast 3 min für:



  • Jacke aus
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Wörter schreiben
  • Schrijf alle woorden van Kapitel 5 die je nog moeilijk vindt. Van NL-DU en DU-NL

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Lernziel
weet je welke grammatica en woordjes je al goed beheerst voor de toets en voor welke je nog beter moet leren.

Slide 4 - Slide

Was machen wir heute?
  • Wörter schreiben
  • Wiederholung Grammatik


  • An die Arbeit
  • Quiz
  • Abschluss


Slide 5 - Slide

Am Ende der Stunde........
weet je welke grammaticaonderdelen en woordjes je al goed beheerst voor de toets en voor welke je nog beter moet leren.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Satzanalyse (zinsontleding)
  •  Wat is een naamval?

  • Naamvallen zijn nodig om de  functie van een zinsdeel aan te geven.
  • Welke zinsdelen ken je in het Nederlands?
  • Onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde (Wat is het gezegde?)
  • Alle werkwoorden in een zin

Slide 8 - Slide

Ontleden                   NEEM OVER OP JE SPIEKBRIEF!
Hoe vind je het onderwerp
1e naamval? 


Hoe vind je het meewerkend 
voorwerp 3e naamval?

Hoe vind je het lijdend voorwerp 
4e naamval?
  • Wie of wat + gezegde (persoonsvorm) een persoonsvorm is een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen. 
  • AAN/VOOR WIE +gezegde+onderwerp. 
  • WAT+ gezegde+onderwerp. 

Slide 9 - Slide

Bij de naamvallen horen persoonlijke voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

der-Gruppe met de lidwoorden en woorden als deze, elk, sommige, zulke, alle en welke
der-Gruppe

Slide 11 - Slide

ein-Gruppe met het onbepaald lidwoord een en de bezittelijke voornaamwoorden

Slide 12 - Slide

An die Arbeit
Machen online: 
- Zinnen met voorzetsels------>Kapitel 5.2-------->Aufgabe 9, 10
- Werkwoorden met een vaste naamval->Kapitel 4.5----->Aufgabe 8, 9 
   Kapitel 5.5------->Aufgabe 1, 8
- Ontleden------->Kapitel 3.5------->Aufgabe 12, 13, 14 
   Kapitel 4.4------->Aufgabe 6, 7
- Voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden--->Kapitel 5.4---->Aufgabe 7, 8
   Kapitel 5.5----->Aufgabe 9

Wie? De eerste 10 minuten in stilte


timer
15:00

Slide 13 - Slide

Mein Bruder glaubt (hem) niet
A
ihn
B
ihm
C
er
D
sein

Slide 14 - Quiz

Maria hat (mij) nach meiner Meinung gefragt
A
ich
B
mich
C
mir
D
mein

Slide 15 - Quiz

Hat das Essen (u) gesmeckt?
A
Sie
B
Ihnen
C
Ihr

Slide 16 - Quiz

Gehören diese Sachen (jullie)
A
ihr
B
euer
C
euch

Slide 17 - Quiz

Ich muss mit (jou) reden
A
dein
B
dich
C
dir
D
du

Slide 18 - Quiz

Die Hunde laufen um (haar) herum.
A
sie
B
ihr

Slide 19 - Quiz

Diese Arbeit ist nichts für (mij).
A
ich
B
mir
C
mein
D
mich

Slide 20 - Quiz

Wir fahren durch (het) Land (o).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 21 - Quiz

Ist das für (mijn) Bruder (m)?
A
mein
B
meine
C
meinen
D
meinem

Slide 22 - Quiz

Bei (welke) Artzt (m) ist sie immer?
A
welche
B
welcher
C
welchem
D
welchen

Slide 23 - Quiz

Ihr solltet (jullie) Eltern danken.
A
eure
B
euren
C
ihre
D
euch

Slide 24 - Quiz

Es gibt leider nur (een) Gewinner (m).
A
einen
B
einem
C
eine
D
ein

Slide 25 - Quiz

Ich bitte (jullie) mir zu helfen.
A
ihr
B
eure
C
euer
D
euch

Slide 26 - Quiz

Sehe ich dich morgen bei (de) Fußballspiel (m)?
A
der
B
die
C
den
D
dem

Slide 27 - Quiz

Ich schlafe heute bei (hun).
A
sie
B
ihr
C
ihnen
D
euch

Slide 28 - Quiz

Das ist ein Geschenk von (haar) Schwester (v).
A
sie
B
ihr
C
ihren
D
ihrer

Slide 29 - Quiz

Das Geschenk ist für (ons).
A
wir
B
uns
C
unser
D
unserem

Slide 30 - Quiz

Das Essen ist für (onze) Hund (m).
A
uns
B
unser
C
unseren
D
unserem

Slide 31 - Quiz

Am Ende der Stunde........
weet je welke grammaticaonderdelen en woordjes je al goed beheerst voor de toets en voor welke je nog beter moet leren.

Slide 32 - Slide

Hausaufgaben
Lernen für die Klassenarbeit

Slide 33 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 34 - Slide

Tschüss 😁
Tschüss und bis Morgen!!

Slide 35 - Slide