Overhoorvragen tijdvak 5-10

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Overhoorvragen tijdvak 5-10

Tijdvak 5
1. Leg uit wat het veranderde mens- en wereldbeeld van de Renaissance inhoudt.

2. Wat is humanisme?

3. Leg uit wat het verband is tussen de nieuwe wetenschappelijke belangstelling en de Europese overzeese expansie. Doe het zo: geef zowel aan waardoor de nieuwe wetenschappelijke belangstelling de Europese overzeese expansie bevorderde en waardoor de Europese expansie de wetenschappelijke belangstelling bevorderde.

4. Noem drie gevolgen van de ontdekkingsreizen (denk aan welke gevolgen dit had voor de wereld in zijn geheel als voor de inheemse bevolking van Amerika).

5. Geef aan wie in de middeleeuwen en wie in de renaissance de belangrijkste opdrachtgever was van kunstenaars en geef aan over welk onderwerp middeleeuwse schilderijen vaak gingen en over welke onderwerpen renaissance schilderijen.

6. Wat is hervorming en noem de twee belangrijkste hervormers.

7. Noem de drie oorzaken (een politieke, economische en religieuze) die leidden tot het ontstaan van de Nederlandse Opstand.

Tijdvak 6
8. Leg uit wat de moedernegotie inhoudt en wat het verband is tussen de moedernegotie en het ontstaan van commerciële landbouw in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

9. Wereldwijde handelscontacten zijn terug te zien in de VOC en de WIC. Leg voor beide compagnieën uit hoe hun wereldhandel eruit zag.

10. Amsterdam functioneerde als stapelmarkt. Leg uit wat hiermee wordt bedoeld.

11. Wat is absolutisme en aan wie ontleent een absoluut vorst zijn macht?

12. Wat houdt de wetenschappelijke revolutie in?

Tijdvak 7
13. Leg uit wat het verband is tussen de wetenschappelijke revolutie en het ontstaan van de Verlichting.

14. Noem minimaal drie voorbeelden van verlicht denken.

15. Leg uit wat verlicht absolutisme inhoudt.

16. Leg uit wat het verband is tussen de verlichting en het ontstaan van de democratische revoluties.

17. Leg uit wat abolitionisme is en wat het verband is tussen de verlichting en het ontstaan van het abolitionisme.

Tijdvak 8
18. Leg uit wat het verband is tussen de landbouwrevolutie en het ontstaan van de Industriële Revolutie.

19. Noem een economische en een sociale verandering die ontstond door de Industriële Revolutie.

20. Leg uit wat het verband is tussen de Industriële revolutie en het modern imperialisme.

21. Wat houdt de sociale kwestie in?

22. Leg uit wat het verband is tussen de sociale kwestie en de opkomst van politiek maatschappelijke stromingen als het socialisme, confessionalisme en feminisme.

Tijdvak 9
23. De Eerste en de Tweede Wereldoorlog vormden de eerste totale oorlogen. Leg uit wat hiermee wordt bedoeld.

24. Geef een definitie van een totalitair systeem en noem minimaal vijf kenmerken van een totalitair systeem.

25. Leg uit waarom de liberalen vonden dat er niet moest worden ingegrepen in de economie na het ontstaan van de economische wereldcrisis.

26. Tijdens de bezetting van Nederland hadden de Nederlanders drie keuzes; 1 collaboreren, 2 accommoderen, 3 verzetten. Geef van elk keuze aan wat hier mee wordt bedoeld en geef een concreet voorbeeld.

27. Leg uit wat het verband is tussen het opkomend nationalisme en vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.

Tijdvak 10
28. Wat is dekolonisatie?

29. Wat is het verband tussen dekolonisatie en de Koude Oorlog?

30. Wat is het verband tussen dekolonisatie en het ontstaan van een pluriforme en multiculturele samenleving?

31. Leg uit wat het verband is tussen de Tweede Wereldoorlog en de eenwording van Europa en leg het verband uit tussen de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.