Oefentoets K4 inkomen en welvaart

Hoofdstuk 1 Inkomen en welvaart
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 Inkomen en welvaart

Slide 1 - Slide

Een werkloosheidsuitkering is een voorbeeld van
A
Inkomen uit overdracht
B
Inkomen uit bezit
C
Inkomen uit arbeid

Slide 2 - Quiz

Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen

Slide 3 - Drag question

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Zie de Lorenzcurve op de vorige slide. Hoeveel procent van alle inkomens samen wordt verdiend door 30% van de bevolking met de hoogste inkomens?
A
33%
B
67%
C
70%
D
30%

Slide 6 - Quiz

Lorenzcurve is bedoeld als middel om:
A
duidelijk te maken hoe oneerlijk verschillende salarissen zijn
B
aan te geven hoe inkomsten zijn verdeeld over de bedrijven
C
aan te geven hoe het vermogen is verdeeld door de overheid in een land
D
aan te geven hoe het nat. inkomen is verdeeld over bevolking in een land

Slide 7 - Quiz

Een paar schoenen kost 125 euro. Je krijgt 41,25 euro korting. Hoeveel procent korting krijg je?
A
33%
B
40%
C
41,25%
D
Ik weet het niet

Slide 8 - Quiz

Met welke formule bereken je de stijging, groei, afname of daling in procenten?
A
nieuw-oud : oud x 100
B
(nieuw-oud) : oud x 100
C
(oud - nieuw) : 100
D
(deel : geheel) x 100

Slide 9 - Quiz

In 2019 waren er op onze school 582 examenkandidaten. Na afloop van het examen waren 568 examenkandidaten geslaagd.
Hoeveel procent is geslaagd?
A
102,5%
B
2,4%
C
97,6%
D
87,4%

Slide 10 - Quiz

Waardoor wordt de hoogte van iemands inkomen niet bepaald?
A
leeftijd
B
opleiding
C
de vraag naar werk
D
het karakter van de persoon

Slide 11 - Quiz

Waardoor is het voor een kleine boer moeilijker om een keurmerk te verkrijgen dan voor een grote fabrikant?

Slide 12 - Open question

Wat is het doel van ideële reclame?
A
Mensen over te halen om iets te kopen
B
Bekendheid geven aan een product
C
Mensen op een idee brengen om iets te kopen
D
Mensen te laten nadenken over problemen in de maatschappij en hun gedrag te veranderen

Slide 13 - Quiz

Wat zijn vrije goederen?
A
Goederen waar er genoeg van zijn
B
Hiervoor heb je geen middelen nodig om ze te gebruiken, zijn vrij beschikbaar
C
Winkels die vrij toegankelijk zijn voor iedereen
D
Goederen en diensten die door de overheid beschikbaar worden gesteld

Slide 14 - Quiz

Noem twee manieren waarin je in je behoeften kunt voorzien

Slide 15 - Open question

Wat betekent het begrip 'schaars' in de economie?
A
Dat producten er niet vanzelf zijn, maar dat er productiemiddelen worden ingezet om ze te maken.
B
Dat er moeilijk aan te komen is.
C
Dat een product duur is.

Slide 16 - Quiz

Hoe noem je een test van gelijksoortige producten van verschillende merken, uitgevoerd door consumentenorganisaties?
A
panelonderzoek
B
vergelijkend warenonderzoek
C
consumententest
D
EQ test

Slide 17 - Quiz

Wanneer is er sprake van duurzaam consumeren?
A
Als je op zoek bent naar een product voor de laagste prijs
B
Als je met jouw aankopen rekening houdt met de gevolgen voor anderen en het milieu
C
Als je iets zelf maakt

Slide 18 - Quiz

Ik verdien weinig geld, maar heb veel vrienden en voel me goed. Hier is sprake van:
A
welvaart
B
welzijn
C
maatschappij
D
inflatie

Slide 19 - Quiz

Wat voor soort reclame zie je hier?
A
Sluikreclame
B
Informatieve reclame
C
Merkreclame
D
Ideële reclame

Slide 20 - Quiz

Wat voor soort reclame zie je hier?
A
Sluikreclame
B
Informatieve reclame
C
Merkreclame
D
Ideële reclame

Slide 21 - Quiz