This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Maatschappijleer
Rechtsstaat en Verzorgingsstaat
Slide 1 - Slide
Maatschappijleer
Zelf aan de slag
Boek, lesson-ups en oefentoets op lesson-up
Werk rustig!
Slide 2 - Slide
Oefentoets hoofdstuk 2
Slide 3 - Slide
I. Sociale grondrechten zijn rechten die bij de rechter zijn af te dwingen. II. Klassieke grondrechten zijn rechten die door de overheid worden gegarandeerd.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent rechtsstaat?
Slide 5 - Open question
Wat zijn de drie voorwaarden (uitgangspunten) van een rechtsstaat? Noem ze alle drie en leg ze uit.
Slide 6 - Open question
Waarom zijn rechters in een rechtsstaat onafhankelijk?
Slide 7 - Open question
Leg uit wat wordt bedoeld met 'checks and balances'.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Het artikel gaat over zowel rechtshandhaving als rechtsbescherming. Leg aan de hand van de bron het verschil tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming uit.
Slide 10 - Open question
Welke van de beweringen is of zijn juist? I. Als de rechter een geldboete of taakstraf oplegt, is er sprake van een schikking. II. De officier van justitie beslist of een verdachte voor de rechter moet verschijnen.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 11 - Quiz
Een winkeldief die voor de eerste keer voor diefstal is gearresteerd, krijgt van de rechter vier weken voorwaardelijke celstraf. Welke doelen van straffen spelen hierbij een belangrijke rol?
A
Vergelding en afschrikking.
B
Beveiliging van de samenleving en vergelding.
C
Wraak en vergelding.
D
Beveiliging van de samenleving en afschrikking.
Slide 12 - Quiz
Binnen het strafrecht bedoelen we met het voorkomen van eigenrichting dat:
A
de officier van justitie niet zelf mag bepalen welke straf een verdachte krijgt.
B
de officier van justitie de rechter stuurt bij het bepalen van de strafmaat.
C
de rechter zelf de strafmaat mag bepalen.
D
burgers het recht niet in eigen hand gaan nemen.
Slide 13 - Quiz
Wie behoort tot het Openbaar Ministerie?
A
De officier van justitie.
B
De advocaat.
C
De politie.
D
De rechter.
Slide 14 - Quiz
Op basis van welke redenen kan de Officier van Justitie besluiten om een zaak te seponeren? Noem minimaal twee redenen.
Slide 15 - Open question
Een stel zit in een scheiding en de vrouw eist het huis op, omdat zij daar meer geld aan heeft uitgegeven. Onder welk rechtsgebied valt deze rechtszaak?
A
Publiekrecht
B
Privaatrecht
Slide 16 - Quiz
Vrijheid van meningsuiting is een voorbeeld van een:
A
Klassieke grondrecht.
B
Sociale grondrecht.
Slide 17 - Quiz
Recht op onderwijs is een voorbeeld van een:
A
Klassieke grondrecht.
B
Sociale grondrecht.
Slide 18 - Quiz
Wie bepaalt bij botsende grondrechten tijdens een rechtzaak welk grondrecht het zwaarst weegt?
A
de jury
B
de rechter
C
de officier van justitie
D
de advocaten
Slide 19 - Quiz
WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) Bij botsende grondrechten is het niet mogelijk om naar de rechter te gaan 2) Bij botsende grondrechten is er een hiërarchie van grondrechten bepaald