Samenvatting hoofdstuk 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Herhaling thema 3

Hoe heet het als een advertentie wordt gepresenteerd als artikel?

Advertorial

Advertentie 

in een artikel

Is de informatie in een advertorial betrouwbaar?

Welke signaalwoorden horen er bij een oorzaak-gevolg tekstverband?

1. doordat, daardoor, met als gevolg, waardoor
2. ten eerste, daarna, vervolgens, tot slot
3. maar, echter, toch, integendeel
4. zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie

Oorzaak – gevolg

Door, doordat, waardoor, te danken aan

Wat zijn hoofdzaken?

1. de hoofdgedachte en de kernzin samen
2. Wat in een tekst belangrijk is
3. de inleiding
4. de alinea's

Hoofdzaak of bijzaak?
'Honderd jaar voor het oudst bekende duikpak werd gemaakt, had Leonardo da Vinci
er al een ontwerp voor getekend.

1. Hoofdzaak
2. Bijzaak

Hoofdzaak of bijzaak?
'Het ontwerp bestaat uit een platform waar vier mensen op konden zitten.'

1. Hoofdzaak
2. Bijzaak

Hoofdzaak of bijzaak?
'Het succes van Leonardo da Vinci lijkt vooral te komen doordat hij overal verbanden
zag

1. Hoofdzaak
2. Bijzaak

Hoofdzaak of bijzaak?
'Ze moesten schetsen en 'aantekeningen maken' met lichte (houtskool-streken in klein boekje dat je altijd bij je moet hebben.'

1. Hoofdzaak
2. Bijzaak

Wat is GEEN signaalwoord voor

doel-middel?

1. waarmee
2. even ... als
3. zodat
4. door middel van

Signaalwoorden

Er ligt overal sneeuw.

Hij zette een muts op, zodat zijn oren niet zouden bevriezen.

De kinderen rolden een sneeuwbal om een sneeuwpop te maken.

Tekstverband: middel - doel

Woorden

Uitdrukking of spreekwoord?

Op zijn strepen staan

1. uitdrukking
2. spreekwoord

Uitdrukking of spreekwoord?

Het is vijf voor twaalf

1. uitdrukking
2. spreekwoord

Uitdrukking of spreekwoord?

Ik ga niet over één nacht ijs

1. uitdrukking
2. spreekwoord

Uitdrukking of spreekwoord?

Ik laat een ballonnetje op

1. uitdrukking
2. spreekwoord

Uitdrukking of spreekwoord?

Op eieren lopen

1. uitdrukking
2. spreekwoord

Einde deel 1

Aan de slag met:

-Test jezelfs

-Oefentoets

Samen met mij:

-Werkwoorden (vervolg vorige week)

Wat is goed?

1. tweën
2. tweeën
3. twëen
4. tweëen

Wat is goed?
1 graf

1. 2 graaven
2. 2 grafen
3. 2 graffen
4. 2 graven

Noteer het meervoud van het woord.

oma

Noteer het meervoud van het woord.

raam

Wat is goed geschreven?

1. coupés
2. coupé's

fiets + hok

1. fietsenhok
2. fietsehok

Noteer het meervoud van het woord.

dvd

meisje+schoen

1. meisjesschoen
2. meisjeschoen

maan+schijn

1. manenschijn
2. maneschijn

groente + man =

1. groentenman
2. groenteman

bes + sap =

1. bessensap
2. bessesap

reus + leuk

1. reuzeleuk
2. reuzenleuk

zon + stelsel =

1. zonnestelsel
2. zonnenstelsel

deur + klink =

1. deurenklink
2. deureklink
3. deurklink

kat + luik =

1. katteluik
2. kattenluik

beer + hol =

1. berehol
2. berenhol

beer + goed

1. beregoed
2. berengoed

station + straat =

1. stationstraat
2. stationsstraat

rijst + wafel =

1. rijstewafel
2. rijstenwafel
3. rijstwafel

cd+speler =

1. cd speler
2. cd - speler

Aan het werk

-Test Jezelfs

-Oefentoets

Of werken aan je betoog