Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden. Bij twijfel kies je voor pv tt.
1. De gemeente ... (subsidiëren) het nieuwe project.
2. ... (verwijzen) je huisarts jou door naar de specialist?
3. ... (beantwoorden) die mail vandaag nog even.
4. Edward ... (besteden) veel aandacht aan de opmaak.
5. De toeschouwers ... (juichen) toen de zanger zijn nieuwe album presenteerde.
6. Elif ... (bereiden) gisteravond een uitgebreid driegangenmenu met vis en vlees.
7. Toen de voetbalwedstrijd was afgelopen verlieten de supporters ... (lachen) het stadion.
8. Hij heeft behoefte aan een ... (luisteren) oor.
9. Het aspirientje ... (verlichten) de pijn.
10. Het ... (besteden) bedrag is redelijk laag.