1a. Beginsituatie van de doelgroep • Met wie wil je de activiteit uitvoeren?
• Hoe groot is de groep?• Beschrijf de leeftijd en het emotionele, motorische, cognitieve, sociale en seksuele ontwikkelingsniveau van de doelgroep. Betrek hierin hun mogelijkheden en beperkingen.• Wat is de behoefte van de doelgroep?
• Wat is hun ervaring met deze activiteit?• Welke kennis en vaardigheden heeft de doelgroep nodig om de activiteit uit te kunnen voeren?
1b. Beginsituatie van mijzelf • Wat is jouw persoonlijke beginsituatie?
• Welke feedback heb je na je vorige activiteit teruggekregen?
1c. Beginsituatie van de organisatie • Van welke faciliteiten kun je gebruik maken? Denk aan materialen, ruimte en middelen.
2a. Doel activiteit • Beschrijf hier het kinddoel.
• Wees SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden).
• Denk eraan, dat je doelen logisch moeten voortkomen uit de beginsituatie.
2b. Persoonlijk leerdoel • Beschrijf hier jouw persoonlijke leerdoel bij de activiteit.
• Denk eraan, dat je doelen logisch moeten voortkomen uit jouw persoonlijke beginsituatie.