Herhaling 1 ecologie

Herhaling ordening en ecologie
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Herhaling ordening en ecologie

Slide 1 - Slide

Ordenen
Biologen gebruiken de kenmerken van cellen om organismen te ordenen. 
  1. Kenmerken van cellen: celkern, celwand, bladgroenkorrels
  2. DNA

Slide 2 - Slide

Cellen van de 4 rijken
Bij het ordenen van de organismen is gekeken naar de bouw van de cellen:

Slide 3 - Slide

Ecologie
  • Het onderzoeken van de relatie tussen dieren en hun milieu: Ecologie
  • In de natuur hebben we biotische en abiotische factoren:

Slide 4 - Slide

Wat is ecologie?
Niveaus 
van 
ecologie


Slide 5 - Slide

voedselketen/web

Slide 6 - Slide

Een voedselweb zijn
meerdere voedsel-
ketens die met el-
kaar samenhangen.

Slide 7 - Slide

Voedselrelaties zichtbaar maken in een ecosysteem
voedselketen
<------

voedselweb
------>
voedselweb: alle voedselrelaties in een ecosysteem
voedselketen: slechts 1 keten uit het voedsel web

Slide 8 - Slide

noem de verschillende ordes in een voedsel web.

Slide 9 - Slide

verschillende lagen
  • Producenten: Zijn alle organismen die van anorganische stoffen organische stoffen kunnen maken.  meestal onderaan de keten en waar het web begint.
  • Consumenten: dieren die leven van organische stoffen die andere organisme hebben gemaakt. 
  • Reducenten: Dat zijn de organisme die organische stoffen uit dode planten en dieren afbreken tot anorganische stoffen.

Slide 10 - Slide

Piramide van aantallen:
Heeft een niet altijd een echte  piramide vorm
Piramide van biomassa: 
Heeft een echte piramide vorm

Slide 11 - Slide

Kringloop

Slide 12 - Slide

Stikstofkringloop

Slide 13 - Slide

Koolstofkringloop

Slide 14 - Slide

de poten van vogels
de poot van een vogel is aangepast op waar je de vogel vind. zo hebben vogels die veel zwemmen zwemvliezen.

Slide 15 - Slide

de snavels
  1. een snavel voor zaden/nootjes
  2. een snavel voor insecten
  3. een snavel voor vlees
  4. een snavel voor bodemdieren
  5. een snavel voor waterbeestjes

zoals je ziet is er veel aangepast aan de snavel

Slide 16 - Slide

Voortbewegen
  • zoolgangers
  • teengangers
  • topgangers (hoefgangers)

Dit zijn aanpassing op de ondergrond.

Slide 17 - Slide

Waterdieren
  • leven in het water
  • hebben vinnen om te sturen, lichaamsvorm
  • zijn gestroomlijnd: kop, lijf & staart lopen in elkaar over daardoor glijden ze snel door het water

Slide 18 - Slide

Verdediging bij dieren
       Tegen vijanden:
  • stekels of gifstekels
  • schutkleur -> onzichtbaar
  • schild 
    Tegen de omgeving:
  • vacht tegen kou

Slide 19 - Slide

Aanpassing bij planten

Slide 20 - Slide

Genoeg water?
  • Aanpassingen tegen uitdroging
  • kleine dikke / grote dunne bladeren
  • veel / weinig wortels 
  • Grote bladeren veel fotosynthese
Veel water 
Weinig water

Slide 21 - Slide