Klas 3 kader - H4.2 + 4.3 Procenten en factor

Welkom bij wiskunde! 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij wiskunde! 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

- kun je een percentage omzetten in een decimaal getal
- kun je rekenen met een factor 


Slide 2 - Slide

100% =          =      = 1


50% =          =        =      = 0,5
11
100100
10050
21
105

Slide 3 - Slide


Schrijf dit percentage als een breuk:

55% = ...

A
551
B
10055
C
55100
D
1055

Slide 4 - Quiz

Schrijf deze breuk als een decimaal getal:

= ...

10055
A
55
B
0,0055
C
0,55
D
5500

Slide 5 - Quiz

Bereken 55% van 840

Slide 6 - Open question


Schrijf dit percentage als een breuk:
37% = ...
A
371
B
1037
C
37100
D
10037

Slide 7 - Quiz

Schrijf deze breuk als een decimaal getal:

= ...

10037
A
3700
B
0,037
C
0,37
D
3,7

Slide 8 - Quiz

Hoe bereken je:

45% van 750

A
45 x 750
B
750 :45
C
4,5 x 750
D
0,45 x 750

Slide 9 - Quiz

Factor rekenen
Als een prijs stijgt met 25%, dan is de nieuwe prijs 125%. 
Hier hoort een factor bij.
procenten : 100 = factor
125 : 100 = 1,25

100% = factor 1    Alles boven 100% levert dus een factor die groter is dan 1.

Slide 10 - Slide

10% erbij

Wat is de factor?

A
1,1
B
0,1
C
0,9
D
10

Slide 11 - Quiz

Factor rekenen
Een fiets kost 120 euro.  Je krijgt een korting van 30%. 
Je moet 100% - 30% = 70% betalen. 
Procenten : 100 = factor 
70 : 100 = 0,7
120 x 0,7 = 84            Je moet 84 euro betalen
  
100% = factor 1   
Alles onder de 100% levert dus een factor op die kleiner is dan 1.

Slide 12 - Slide

10% eraf

Wat is de factor?

A
0,10
B
1,1
C
0,9
D
10

Slide 13 - Quiz

Bereken de prijs. Gebruik een factor.

Een trui van 64 euro koop jij met 15% korting

Slide 14 - Open question

Lesdoelen 4.3
Aan het eind van deze les...

- kun je steeds hetzelfde percentage erbij schrijven als een       vermenigvuldiging.
- kun je de vermenigvuldiging korter schrijven


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Jaar 1: 4000 x 1,013 = 4052  jaar 2: 4052 x 1,013 = 4104,68 jaar 3: 4104,68 x 1,013 = 4158,04

Jaar 4: 4148,04 x 1,013 = 4212,09    jaar 5: 4212,09 x 1,013 = 4266,85

Slide 17 - Slide

Je hebt 950 euro op je spaarrekening. Hoeveel staat er op je rekening na 3 jaar als je spaart met 3% rente?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Hoe schrijf je
350 x 1,022 x 1,022 x 1,022 x 1,022
korter?

Slide 20 - Open question

Aan de slag
Als je de stof begrijpt ga je aan de slag met 4.3 opdr. 16 t/m23
Als je klaar bent nakijken en maak je U4 en U5
           Je werkt in stilte zolang het stoplicht op rood staat.
           1 waarschuwing geen probleem, 2 is je melden en uur                        inhalen

Slide 21 - Slide