Par 1.2 _ Inkomen en consumptie

EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H 1: Inkomen en welvaart 


Wat gaan we vandaag doen?
Paragraaf 1.2 Inkomen en consumptie

  • Bespreken huiswerk par 1.1;
  • Lesdoelen par. 1.2
  • Twee filmpjes
  • Uitleg en instructie
  • Huiswerk volgende les.
  • Samenvatting/reflectie;

Slide 2 - Slide

Huiswerk par 1.1 bespreken....
Opdrachten 9, 10 en 11

Slide 3 - Slide

Les 1: Lesdoelen Paragraaf 1.2: 
Aan het einde van de les ....
  • Weten jullie wat (niet) duurzame consumptiegoederen zijn;  
  • Kunnen jullie rekenen met grote getallen;
  • Kunnen jullie de begrippen directe en indirecte ruil toepassen; 

  • Weten jullie wat het verschil is tussen chartaal geld en giraal geld; 
  • Kennen jullie de 3 functies van geld.

Slide 4 - Slide

Uitleg en instructie...

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

grote getallen

1 duizend = 1.000 (3 nullen)
1 miljoen = 1.000.000 (6 nullen)
1 miljard = 1.000.000.000 (9 nullen)
1 biljoen = 1.000.000.000.000 (12 nullen)
1 biljard = 1.000.000.000.000.000 (15 nullen)




Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Directe en indirecte ruil
Directe ruil: Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Indirecte ruil: Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 10 - Slide

Huiswerk volgende les

Afmaken opdrachten par 1.2

14, 15 en 16


Slide 11 - Slide

Les 2: Par 1.2
  • Weten jullie wat (niet) duurzame consumptiegoederen zijn;   
  • Kunnen jullie rekenen met grote getallen; 
  • Kunnen jullie de begrippen directe en indirecte ruil toepassen;  

  • Weten jullie wat het verschil is tussen chartaal geld en giraal geld;  
  • Kennen jullie de 3 functies van geld.

Slide 12 - Slide

Soorten geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee 
kunt betalen. 
(Giraal)
Munten & bankbiljetten

(Chartaal)

Slide 13 - Slide

Giraal geld
Als je geld opneemt bij een geldautomaat...
  • Daalt de hoeveelheid giraal geld
  • Stijgt de hoeveelheid chartaal geld 


Slide 14 - Slide

Creditcard
De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.

Slide 15 - Slide

  De waarde van geld
  • Nominale waarde: wat op het biljet staat
  • Intrinsieke waarde : materiaalwaarde


Slide 16 - Slide

Ruilmiddel: 
je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld
Rekenmiddel:
je kunt de waarde van verschillende producten met elkaar vergelijken
Spaarmiddel:
je geeft een deel van je inkomen niet uit, zodat je het later kunt gebruiken

Slide 17 - Slide

Huiswerk bespreken par. 1.2...
Opgaven 14, 15 en 16

Slide 18 - Slide

Huiswerk volgende les

Afmaken opdrachten par 1.2

17, 18 en 19


Slide 19 - Slide

Samenvatting: Zijn de lesdoelen behaald?
  • Weten jullie wat (niet) duurzame consumptiegoederen zijn; 

  • Kunnen jullie de begrippen directe en indirecte ruil toepassen; 

  • Weten jullie wat het verschil is tussen chartaal geld en giraal geld;

  • Kennen jullie de 3 functies van geld.

Slide 20 - Slide