Het bijvoeglijk naamwoord
J’habite dans un
grand appartement. = Ik woon in een
groot appartement.
J’adore les petits chiens. = Ik ben dol op kleine hondjes.
Marie est une fille française. = Marie is een Frans meisje.
J'ai un jean noir. = Ik heb een zwarte spijkerbroek.
De dikgedrukte woorden in bovenstaande zinnen zijn bijvoeglijke naamwoorden. Ze zeggen iets over een zelfstandig naamwoord of een persoon.