A3C 2 Woordenschat H6

Start direct met deze vraag:
Welk retorisch middel herken jij?
1 / 31
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Start direct met deze vraag:
Welk retorisch middel herken jij?

Slide 1 - Open question

Agenda
LessonUp : 
- Incheck:  vraag beantwoorden 
- HW bespreken
- Terugblik
- Maken opdracht  

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
-  Je herkent retorische middelen, waaronder: paradox, antithese, enumeratio, repetitio, opsomming in drieën en climax (H6)
-  Je weet aan het eind van de les waar je nog aan moet werken.
 - Je past de kennis over retorische middelen toe door zelf concrete voorbeelden te bedenken.

Slide 3 - Slide

H6 retorische middelen
Retorische middelen =
stijlmiddelen om je overtuiging zo effectief en boeiend mogelijk over te brengen.
1. paradox                 
2.antithese                   5.opsomming in drieën
3.repetitio                     6.climax
4.enumeratio

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welk(e) retorische stijlmiddel(en) heb je gehoord in de toespraak?

Slide 6 - Open question

Pak je huiswerk

H6 opdracht 1+2+4 (blz.245)


Slide 7 - Slide

1.2
Zij wenste ons veel heil en zegen voor het nieuwe jaar.
timer
0:15
A
c. een uitdrukking met een woordpaar
B
d. alliteratie
C
e. een opsomming
D
f. een tegenstelling

Slide 8 - Quiz

1.5
De klokkenluider stelde de werkwijze van de geheime dienst aan de kaak.
timer
0:10
A
a. beeldspraak
B
b. herhaling van woorden
C
e. een opsomming
D
f. een tegenstelling

Slide 9 - Quiz

timer
1:00

Slide 10 - Slide

2.2 Nog acht proefwerken voor de vakantie begint: het is nu erop of eronder.
timer
0:10
A
paradox
B
antithese
C
enumeratie
D
climax

Slide 11 - Quiz

2.11 Alleen slimme mensen weten dat ze te dom zijn om de wereld te begrijpen. Stijlmiddel?
timer
0:20

Slide 12 - Open question

2.7 Toen niemand opendeed, begon Kim te roepen, te schreeuwen en uiteindelijk te krijsen.
timer
0:15
A
antithese
B
repetitio
C
opsomming in drieën
D
climax

Slide 13 - Quiz

timer
1:00

Slide 14 - Slide

4.1.Lummelen, luieren, lanterfanten geeft Pim een heerlijk gevoel.
timer
0:15
A
repetitio
B
enumeratie
C
opsomming in drieën
D
climax

Slide 15 - Quiz

4.2 Alinea 10:
Liefdewerk oud papier.
Betekenis
timer
0:10
A
liefde voor oude kranten
B
iets voor niets doen
C
iets alleen voor geld doen
D
oud papier ophalen

Slide 16 - Quiz

timer
2:00

Slide 17 - Slide

Herken jij de meeste stijlmiddelen ?
timer
0:10
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Waar moet jij nog aan werken?
Kies er één!
timer
0:25
personificatie
eufemisme
spreek-woorden
enumeratie
collocatie_lief en leed delen
hyperbool
under-statement
antithese
woordparen
metaforenin werkwoorden

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Slide

Nieuwe opdracht
Leerdoel:
Je past de kennis over retorische middelen toe door zelf concrete voorbeelden te bedenken.

  1. Maak met stijlmiddel reclameboodschap
  2. Maak zinnen 

Slide 21 - Slide

Reclame: stijlmiddel?
timer
0:10
A
enumeratie
B
antithese
C
understatement
D
repetitio

Slide 22 - Quiz

Reclame:
Stijlmiddel?
timer
0:10
A
opsomming in drieën
B
climax
C
Alliteratie
D
enumeratie

Slide 23 - Quiz

Aan de slag!
Opdracht over stijlmiddelen:
Thuis: opdracht op Magister opdrachten 1 t/m 3
  • zelfstandig
  • Inleveren  eind van de les op Magister.

School: opdracht op papier
  • Werken in duo's
  • Inleveren eind van de les bij mij.

Klaar?  Maak opdracht 4 = HW

Slide 24 - Slide

les 1: stijlfouten

Slide 25 - Slide

antithese = tegenstelling

Slide 26 - Slide

trits = opsomming in drieën
Opsomming bestaande uit drie delen.

voorbeeld:
aardappels, groente en vlees
Hij kwam, hij zag, hij overwon

Slide 27 - Slide

Een repetitio is een
A
schijnbare tegenspraak
B
herhaling
C
opsomming in drieën
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 28 - Quiz

Een enumeratio is een
A
(lange) opsomming
B
herhaling
C
schijnbare tegenspraak
D
opsomming in drieën

Slide 29 - Quiz

Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.
A
Repititio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Climax

Slide 30 - Quiz

Je hebt mensen en mensen.

Dit is een:
A
climax
B
drieslag
C
Repititio
D
Enumeratio

Slide 31 - Quiz