LES 1: LENGTEMATEN

LES 1: LENGTEMATEN
1 / 27
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

LES 1: LENGTEMATEN

Slide 1 - Slide

welke lengtematen
ken je?

Slide 2 - Mind map

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...

  • weet ik welke veel voorkomende lengtematen er zijn
  • weet ik de afkortingen van de lengtematen 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat betekenen de afkortingen:
MM, CM, M, KM

Slide 5 - Mind map

Theorie
km = kilometer (de afstand naar school is 2 kilometer)
m = meter (de hoogte van het lokaal is ongeveer 3 meter)
dm = decimeter ( de lengte van je handpalm is 1 dm)
cm = centimeter ( de breedte van je vingertopje is 1 cm)
mm = millimeter ( de dikte van je nagel is 1 mm)

Slide 6 - Slide

Theorie
Het woord afstand wordt vaak gebruikt om aan te geven hoe ver twee voorwerpen of plaatsen uit elkaar liggen.


Slide 7 - Slide

Afstand in km

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De afstand naar Haarlem of Amsterdam geef ik aan in ...
A
meter
B
kilometer
C
hectometer
D
centimeter

Slide 10 - Quiz

De punt van een potlood geef ik aan in....
A
decimeter
B
centimeter
C
decameter
D
millimeter

Slide 11 - Quiz

De hoogte van een deur is ongeveer....
A
2 decimeter
B
20 centimeter
C
5 meter
D
2 meter

Slide 12 - Quiz

Even oefenen

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Ga naar Numo - rekenen - taken 
Maak de opdracht bij de taak. Als je daar mee klaar bent ga je verder op Numo - rekenen

Slide 14 - Slide

Afsluiting
Je krijgt op de volgende slides vragen over de les. Kies steeds het goede antwoord.
Succes

Slide 15 - Slide

Welke afkorting hoort bij km?
A
centimeter
B
meter
C
hectometer
D
kilometer

Slide 16 - Quiz

Welke afkorting hoort bij hm?
A
centimeter
B
meter
C
hectometer
D
kilometer

Slide 17 - Quiz

Welke afkorting hoort bij m?
A
centimeter
B
meter
C
hectometer
D
kilometer

Slide 18 - Quiz

Welke afkorting hoort bij dm?
A
centimeter
B
decameter
C
decimeter
D
millimeter

Slide 19 - Quiz

Welke afkorting hoort bij cm?
A
centimeter
B
centameter
C
decimeter
D
millimeter

Slide 20 - Quiz

Welke afkorting hoort bij mm?
A
minimeter
B
millimeter

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste maat in.
Op de volgende slide kies je de juiste maat.

Slide 22 - Slide

De tafel is 1 ........... lang
A
km
B
meter
C
dm
D
cm

Slide 23 - Quiz

Een stoeptegel is 30 ....... breed.
A
km
B
meter
C
dm
D
cm

Slide 24 - Quiz

Bij de Avondvierdaagse loop je 10 ............ .
A
km
B
m
C
dm
D
cm

Slide 25 - Quiz

Het boek heeft een dikte van 12 .........
A
m
B
dm
C
cm
D
mm

Slide 26 - Quiz

De lengte van dit boek is ongeveer 3 ........... .
A
m
B
dm
C
cm
D
mm

Slide 27 - Quiz