What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
les 4 Theme 4 Grammar Relative clauses (3gt boek) Lesson 4
Welcome
25-01-2020
Theme 4, Relative Clauses.
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welcome
25-01-2020
Theme 4, Relative Clauses.
Slide 1 - Slide
Lesdoel:
Ik weet hoe ik extra informatie over iemand of iets kan geven in een zin.
Slide 2 - Slide
Lesplanning.
- Relative clauses (betrekkelijke bijzinnen)
- oefenen
- huiswerk
Slide 3 - Slide
Silent Reading
timer
8:00
Slide 4 - Slide
What is a relative clause?
Een betrekkelijke bijzin.
Deze gebruik je als je extra info over iets of iemand wilt geven.
Bijvoorbeeld:
Die laptop,
die op tafel staat
, is van de docent.
Slide 5 - Slide
Relative pronouns- bv
Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
Verbinden twee zinsdelen aan elkaar
Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.
relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun
Slide 6 - Slide
RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)
Slide 7 - Slide
Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses:
extra informatie
Staan in het midden/einde van de zin
Begint en eindigt met een komma
Je mag GEEN "
that
" in plaats van "
which
"gebruiken
The Times,
which is published in London,
is a daily newspaper.
The Times is a daily newspaper.
Slide 8 - Slide
Defining relative clauses
Defining relative clauses:
onmisbare informatie
Staan in het midden/einde van de zin
Je gebruikt geen komma's!
He is the doctor
who helped my grandmother.
This is the airport
where I lost my bag.
Slide 9 - Slide
Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that
Slide 10 - Quiz
Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
The officer, ....... John told his story to, was nice
A
who, that
B
who, that, X
C
who,
D
which, that
Slide 11 - Quiz
We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who
Slide 12 - Quiz
welke 2 betrekkelijke voornaamwoorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who
Slide 13 - Quiz
This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 14 - Quiz
The photocopier, ...
has a two-year guarantee, cost $2000.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 15 - Quiz
He is the consultant ...
advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom
Slide 16 - Quiz
The people ...
were stopped at the border were all from Eastern Europe.
A
whose
B
which
C
that
D
whom
Slide 17 - Quiz
Any questions??
Slide 18 - Slide
Huiswerk voor 25-01
Maken: opdr. 12+13
Leren:
- Words A t/m D
- stone 10
- grammar 10
Slide 19 - Slide
More lessons like this
relative pronouns
May 2024
- Lesson with
18 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
relative pronouns
September 2024
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
relative pronouns
May 2023
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
relative pronouns
March 2023
- Lesson with
23 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
relative pronouns
January 2024
- Lesson with
18 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
relative pronouns
December 2022
- Lesson with
22 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Relative pronouns, passive
December 2023
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
HBO
Leerjaar 3
3GT Relative pronouns
June 2022
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3