4.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt? B

Paragraaf 4.3
Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Paragraaf 4.3
Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

Hoofdstuk 4
Paragraaf 1

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen:



  • Uitleggen hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit​
  • Wanneer er werkgelegenheid is​
  • Verschil wit en zwart werk 
  • Kun je uitleggen wat de beroepsbevolking is. 
LEERDOELEN

Slide 2 - Slide

Welke productiesectoren zijn er?

Slide 3 - Open question

Welke arbeidsmotieven zijn er?

Slide 4 - Open question

2

Slide 5 - Video

de arbeidsmarkt - aanbod
Het aanbod van arbeid is hetzelfde als de beroepsbevolking.

Aanbod van arbeid = mensen die zich aanbieden om te werken

Dat is iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die wil werken.

De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking











Slide 6 - Slide

De arbeidsmarkt - vraag
De vraag naar arbeid komt van de werkgevers. ​



De vraag naar arbeid is hetzelfde als de werkgelegenheid: alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.​



De werkgelegenheid neemt toe als bedrijven meer producten verkopen.​











Slide 7 - Slide

arbeidskrachten
werkgelegenheid 
arbeidsplaatsen 
werkgevers
beroepsbevolking
werknemers
vacatures
werkzoekende
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid

Slide 8 - Drag question

Beroepsbevolking
  • Dat is iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werk zoekt.


  • De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking: alle werknemers en mensen die voor zichzelf werken

  • werkloze beroepsbevolking: alle mensen die werk zoeken


Slide 9 - Slide

Daling werkgelegenheid
De werkgelegenheid kan afnemen door bijvoorbeeld:​



  • Mechanisatie​:  het vervangen van de spierkracht, de mens blijft nog het denkwerk doen.


  • Automatisering: is als je de computer (machine) ook denk, regel, sorteer, besliswerk laat doen.

Slide 10 - Slide

Daling werkgelegenheid
Door technologische ontwikkelingen wordt de arbeidsproductiviteit verhoogd. ​



Het werk kan gedaan worden door minder mensen en is daardoor minder arbeidsintensief. ​ 


De bedrijfstijd, oftewel het aantal uren dat een bedrijf produceert, gaat omhoog.​

De werkgelegenheid gaat juist omlaag. ​

->  je hebt minder mensen nodig voor hetzelfde werk!​

Slide 11 - Slide

Stijging werkgelegenheid
Als de productie stijgt, ontstaat er meer vraag naar arbeid en neemt de werkgelegenheid toe.​

De werkgelegenheid kan ook toenemen omdat er door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt nieuwe beroepen ontstaan.

Slide 12 - Slide

meer vraag naar arbeid
automatisering
Mechanisatie
minder mensen nodig
nieuwe beroepen ontstaan
werkgelegenheid neemt toe
technologische ontwikkelingen
nie
Stijging werkgelegenheid
Daling werkgelegenheid

Slide 13 - Drag question

Fulltime-equivalent (FTE)

De werkgelegenheid wordt berekend in fte (fulltime-equivalent) die werknemers beschikbaar zijn.​



Iemand die in deeltijd werkt​
Bijvoorbeeld 1 dag in de week werkt 0,2 fte​
bijvoorbeeld 3 dagen in de week werkt 0,6 fte. ​
Bijvoorbeeld 4 dagen in de weer werkt 0,8 fte ​


FULLTIME = 1,0 fte

Slide 14 - Slide

Krappe arbeidsmarkt

Als de vraag naar personeel groter is dan het aanbod, is er een krappe arbeidsmarkt of schaarste. ​



Dus bedrijven hebben meer mensen nodig, maar die zijn er eigenlijk niet!

Slide 15 - Slide

Gevolgen krappe arbeidsmarkt
In een krappe arbeidsmarkt stijgen de lonen vaak. ​



Voor de werknemers is dat prettig, maar arbeid wordt dan wel duur voor de werkgevers, waardoor ze bijvoorbeeld minder snel personeel aannemen. ​



Ook leiden hogere loonkosten tot duurdere producten, waardoor de lonen verder omhoog moeten. Je noemt dit ook wel de loon/prijsspiraal.

Slide 16 - Slide

Ruime arbeidsmarkt

Het tegenovergestelde daarvan is een ruime arbeidsmarkt. Er is dan weinig vraag naar personeel. ​



Als het aanbod van personeel groter is dan de vraag, ontstaat werkloosheid.

Slide 17 - Slide

Leg nu eens in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen een ruime en krappe arbeidsmarkt?

Slide 18 - Open question

Werkloosheid
Mensen die geen werk hebben en op zoek zijn naar een baan, kunnen zich inschrijven bij het UWV. Alle werklozen die staan ingeschreven bij het UWV vormen de geregistreerde werkloosheid. ​



Mensen die wel op zoek zijn naar een baan maar zich niet inschrijven bij het UWV, vormen de verborgen werkloosheid.​

Slide 19 - Slide

Gevolgen werkloosheid
De gevolgen van werkloosheid zijn groot. ​
  • Je verliest je (een deel van) je inkomen. ​
  • Je mist de contacten die je had door je werk. ​
  • Je wordt misschien onzeker of je nog wel nieuw werk zult vinden. Je kunt je nutteloos gaan voelen.​
  • Door hoge werkloosheid kan er sociale onrust ontstaan. ​

Werkloosheid kost de samenleving geld, want voor de uitkeringen zoals de WW en de Bijstand betalen we sociale premies en belastingen.

Slide 20 - Slide

Vul de juiste woorden in.


De vraag naar arbeid is de                                Het aanbod van werk komt van de                               .De werkgelegenheid wordt berekend in voltijdbanen, dit wordt afgekort met                           . Als er meer aanbod dan vraag is, dan is er                           Werklozen die zich hebben ingeschreven bij het UWV, behoren tot de                                   werklozen. De werklozen dei zich niet hebben inschreven behoren tot de                                 werklozen. 
werkgelegenheid
beroepsbevolking
FTE
werkloosheid
geregistreerde
verborgen

Slide 21 - Drag question

00:33
Van wie komt de vraag op de arbeidsmarkt?
A
Werkgevers (bedrijven)
B
Werknemers (mensen)

Slide 22 - Quiz

00:33
Van wie komt het aanbod op de arbeidsmarkt?
A
Werkgevers (bedrijven)
B
Werknemers (mensen)

Slide 23 - Quiz

Werk
--> Wit werk: Je betaalt belasting over je werk.
--> Zwart werk: Je betaalt geen belasting over je werk.
--> Grijs werk: Vrijwilligerswerk, huishouden en etc. 

Slide 24 - Slide

Aan de slag
Wat: Maken paragraaf 4.3
Wie: Individueel
Hoe: Stilte (mits je een vraag hebt)
Vraag?: Stel hem eerst aan je buurman/buurvrouw
Tijd: 15 minuten

Klaar: mag je iets voor jezelf doen

Slide 25 - Slide