Leesvaardigheid les 1 + 17-3

Reading + ....
- Instructies leesvaardigheid
- Mogelijkheid online oefenen
- Planning
- Today.......17-3
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Reading + ....
- Instructies leesvaardigheid
- Mogelijkheid online oefenen
- Planning
- Today.......17-3

Slide 1 - Slide

1
Voor het lezen


Voordat je gaat lezen, ga je je eerst een beeld vormen van de tekst. Met wat voor soort tekst heb je te maken? Is het een advertentie, een ingezonden stuk, een artikel, enzovoort?

Slide 2 - Slide

2A
Je kunt op verschillende manieren lezen :

Skimmen: je gaat de tekst snel lezen, omdat je ongeveer wilt weten waar de tekst over gaat. Je doet dat door naar opvallende stukjes te kijken en van iedere alinea de eerste en de laatste zin te lezen.
Bij een vraag over de hele tekst, ga je skimmen. Je gaat zoeken naar aanwijzingen voor het antwoord.

Slide 3 - Slide

Bij vragen naar bepaalde informatie, ga je         scannen. Als de vraag bijvoorbeeld is hoeveel iets kost, ga je op zoek naar bedragen.
2B
Scannen: je moet zoeken naar bepaalde informatie. Als je dat gevonden hebt, hoef je de rest van de tekst niet te lezen.

Slide 4 - Slide

Intensief lezen: Hierbij neem je de tekst woord voor woord, regel voor regel, door.
2C
Als er in een vraag regelnummers gegeven worden, is het vaak de bedoeling dat je de gehele alinea intensief leest.

Slide 5 - Slide

Bij meerkeuzevragen, staan de vragen gewoonlijk op volgorde van de tekst. Lees alleen de vraag en het stukje waar volgens jou het antwoord in staat. Probeer vervolgens zelf een antwoord te geven en vergelijk dat met de antwoorden die gegeven zijn. Kies dan het antwoord dat het meest op jouw antwoord lijkt. Kom je er niet uit, dan is het vaak een kwestie van een paar keer 'heen en weer' lezen.
3

Slide 6 - Slide

Onbekende woorden
Bij lezen (en luisteren) heb je zelf geen invloed op de woorden die worden gebruikt. Je zult woorden tegenkomen die je niet kent. Als je te veel woorden niet kent (meer dan 10%), zul je moeite hebben met de tekst. Onbekende woorden hoeven echter niet altijd problemen op te leveren of opgezocht te worden in het woordenboek. Er zijn manieren om achter de betekenis van een woord te komen:
4

Slide 7 - Slide

4A
  •  probeer de betekenis te raden door de hele zin goed te lezen.
  • kijk of het woord lijkt op een Nederlands woord of een andere taal die je kent.

Slide 8 - Slide

Oefenteksen om alvast online te oefenen:

Deze links staan ook in de studiewijzer in Magister!

Slide 9 - Slide

Next week:
* 21-3, laatste les voor de toets van Theme 5
* 22-3, Toets Theme 5
* 24-3 + 28-3, vervolg leesvaardigheid training
* 29-3, Toets leesvaardigheid

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Saint Patrick's Day

Slide 12 - Slide

6

Slide 13 - Video

00:11
Saint Patrick's Day is only celebrated in Ireland
A
True
B
False

Slide 14 - Quiz

00:18
Saint Patrick was not born in Ireland.
A
True
B
False

Slide 15 - Quiz

00:52
What do you think paganism means?

Slide 16 - Mind map

01:18
What is the difference between a
3-leaf and 4-leaf clover?

Slide 17 - Open question

02:13
Where is the longest
St Patrick's Day parade?

Slide 18 - Open question

01:18
Why did people start wearing shamrocks?

Slide 19 - Open question

That is it!
Start met stampen voor de toets van Theme 5!

Slide 20 - Slide