Les 1 OT + argumentatie

Fijne vakantie gehad?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fijne vakantie gehad?

Slide 1 - Slide

Doel + programma
  • Korte uitleg stijlfiguren
  • Opdracht 2 maken + gelijk nakijken
  • Oefenen met argumentatie
  • Afsluiten: hw + bijspijkerlessen 
Doelen: 
  1. Jullie kunnen foutieve pleonasme en tautologie herkennen.
  2. Jullie kunnen soorten argumenten herkennen

Slide 2 - Slide

Bijspijkerles
Wanneer?  Maandag 11 januari van 15.00 tot 15.40.
Waarom? Extra oefenen/uitleg over onderdelen die op de toets komen.  
Vooral handig als je veel lessen hebt gemist of het lastig vindt!!
Hoe? Berichtje in Teams sturen naar mij (mevr. Lameris), dan wordt je in de Teamsgroep gezet en kan je maandag meedoen.

Slide 3 - Slide

Stijlfiguren: pleonasme en tautologie
Witte sneeuw | altijd en eeuwig

  • Foutief pleonasme: je gebruikt een woord waarvan de betekenis al aanwezig is in een ander woord in de zin.
Vb: 'Hij struikelde over de houten boomstam.'
  • Foutieve tautologie: je gebruikt twee verschillende woorden met dezelfde betekenis. 
Vb: 'Ik houd van chocolade maar mijn broer echter niet.'

Slide 4 - Slide

Maak hierover opdracht 2 van Over taal blok 4.
Bladzijde 172
Alleen zin 1 t/m 6

Je hoeft alleen de stijlfout te benoemen + om welk woord(en) het gaat.


timer
8:00

Slide 5 - Slide

Antwoorden opdracht 2 Over taal
  1. Foutief pleonasme: met toestemming MAG je altijd iets
  2. Foutieve tautologie: ook & bovendien
  3. Foutieve tautologie: de kans & misschien
  4. Geen stijlfout: want luxe is niet altijd overbodig
  5. Foutief pleonasme: begon & eerst
  6. Foutieve tautologie: zo & bijvoorbeeld

Slide 6 - Slide

Terug naar leesvaardigheid
Deze week de belangrijke onderdelen uit blok 3 en 4 herhalen en oefenen. 
- Argumenten
- Tekststructuren
- (Functies van tekstgedeeltes)

Slide 7 - Slide

Argumenten herkennen
  • Een argument is NIET hetzelfde als een stelling/bewering.
  • Een argument geeft aan waarom iets zo is of waarom iemand iets vindt.
  • Je herkent ze vaak aan signaalwoorden van een reden: omdat, doordat, namelijk. Soms staan ze er niet in maar kun je ze erbij denken.

Slide 8 - Slide

Soorten argumenten
  1. Feitelijk argument: controleerbaar
  2.  Ervaringsargument: een voorval uit eigen beleving
  3. Gezagsargument: iemand met autoriteit op bepaald gebied
  4. Moreel argument: gebaseerd op persoonlijke overtuiging
  5. Nut of (on) gewenst gevolg
  6. Vermoeden: geen bewijs 
  7. Vergelijkingsargument
  8. Emotioneel argument

Slide 9 - Slide

'We moeten erkennen dat men in deze tijd veel meer open staat voor verschillende kledingstijlen. Je ziet dat bijvoorbeeld gebeuren op werkgelegenheden. Bijna niemand wordt verplicht een net pak te dragen. Het pak komt dus in het gedrang, omdat steeds meer gelegenheden (werk of privé) bepaalde dresscodes verplichten en openstaan voor verschillen.'

Welk soort argument herken je hierin?
A
Feitelijk argument
B
Emotioneel argument
C
Veronderstelling/ vermoeden
D
Gezagsargument

Slide 10 - Quiz

'Online lessen komen qua kwaliteit niet eens in de buurt van fysieke lessen. Na ervaring tijdens de eerste lockdown weten we dat veel leerlingen geen goede concentratie kunnen bewaren.'
A
Een emotioneel argument
B
Een vergelijkingsargument
C
Een feitelijk argument
D
Een ervaringsargument

Slide 11 - Quiz

'Veel mensen denken dat de papieren krant bedreigd wordt, omdat we veel meer digitaal lezen. Maar de cijfers laten zien dat dit niet zo is. De oplage van de papieren kranten is het afgelopen jaar juist gegroeid. De meeste mensen vinden het namelijk heerlijk om zich terug te trekken en offline te zijn. Dat is vergelijkbaar met dat men nog steeds naar de bioscoop gaat na de opkomst van Netflix.'
A
Moreel en feitelijk argument
B
Gezagsargument en feitelijk argument
C
Feitelijk argument en vergelijkingsargument
D
Ervaringsargument en een vermoeden.

Slide 12 - Quiz

'Boekhouden bestaat straks niet meer', vertelt hoogleraar Meertsen ons, 'maar ik lig er niet wakker van'. Inmiddels is onze technologie zo geavanceerd, dat zij zelf de meeste data op kunnen hoesten. Toch is de hoogleraar er niet bang voor dat men in deze functies straks werkloos wordt. 'Mijn baan is flexibel, als er handigere manieren komen voor boekhouding, dan zij dat zo en accepteer ik dat.'

Waarom is hoogleraar Meersten niet bang voor het verliezen van zijn baan? Noem het argument hiervoor.

Slide 13 - Open question

Huiswerk voor morgen 3e uur via Teams
Opdracht 3 van Lezen blok 4  (Vraag 1 t/m 10a)
Bladzijde 183

Als je dit de vorige les al had gemaakt, heb je geluk!

Slide 14 - Slide

Bijspijkerlessen
(Je kan je deze week uiterlijk opgeven)
A
Ik wil naar de bijspijkerles.
B
Ik heb echt geen bijspijkerles nodig.
C
Ik wil misschien naar de bijspijkerles en denk er nog over na.

Slide 15 - Quiz