Examenklassen: tips en tricks

Bienvenue
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenue

Slide 1 - Slide

Programme
  • Tip 1 - de hoofdgedachte
  • Tip 2 - belangrijke woorden en signaalwoorden
  • Tip 3 - woordenschat
  • Tip 4 - Voorbeelden herkennen
  • Tip 5 - Meningen scannen
  • Tip 6 - Scannen met zoektermen
  • Oefenmoment

Slide 2 - Slide

Les buts

Aan het eind van deze les heb ik extra tips en tricks over verschillende soorten examenvragen; op een andere manier dan dat er in de examenbundel staat.

Slide 3 - Slide

Tip 1 - De hoofdgedachte
(een soort samenvatting)
Wat doe je?
 - Globaal lezen
 - Titel, inleiding, afbeelding
 - Wie? Wat? Waarom?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Tip 1 - de hoofdgedachte
een soort samenvatting
Eerste vragen bij een wat langere tekst gaan vaak over de hoofdgedachte

Lees hiervoor niet de hele tekst, maar controleer je antwoord wel.

Als je twijfelt kijk dan naar de hoofdgedachte van de hele tekst                          (slim gokken)

Slide 6 - Slide

Tip 2 - belangrijke woorden
herhaling
Veel signaalwoorden of belangrijke woorden ken jij al, 
wij herhalen er een paar in vogelvlucht.

Slide 7 - Slide

Tip 2 - belangrijke woorden
Positieve woorden
meilleur (bijvnmw)      beter
mieux (bijwoord)          beter
favoriser                  bevorderen
améliorer                verbeteren
l'avantage               het voordeel
le plus important  het belangrijkste

Slide 8 - Slide

Tip 2 - belangrijke woorden
Negatieve woorden
pauvre            arm
le préjugé      het vooroordeel
dur                   moeilijk
peu de            weinig
grave               ernstig

Slide 9 - Slide

Tip 2 - belanrijke woorden
Belangrijk
attention           opgelet!
Voorbeeld
exemple            voorbeeld
ainsi                    zo, op die manier
Vergelijkingen
comme              zoals
aussi que           even ... als / net als
plus que            meer dan
moins que        minder dan

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Tip 2 - signaalwoorden
Oorzaak, gevolg, redenen
la cause                 de oorzaak
la conséquence  het gevolg
pourquoi               waarom
parce que              omdat
car                           want
expliquer                verklaren
:

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Tip 2 - signaalwoorden
Opsomming
d'abord                eerst
premièrement   in de eerste plaats
ensuite                 daarna, verder
puis                       daarna, vervolgens
après                     daarna
finalement           ten slotte

Slide 14 - Slide

Tip 2 - signaalwoorden
Tegenstelling
pourtant               toch
quand même      toch
contredire             tegenspreken
par contre             daarentegen
Doel
le résultat                    het resultaat
le but, l'objectif          het doel
pour + werkwoord     om te ...
pour que                      opdat, zodat


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Tip 2 - signaalwoorden
Waarom zijn signaalwoorden zo belangrijk bij het maken van examenteksten?

Slide 17 - Slide

Tip 2 - signaalwoorden
Markeer in ieder geval belangrijke woorden en leestekens!

Slide 18 - Slide

Tip 2 - signaalwoorden
Maak er een gewoonte van om signaalwoorden meteen te markeren.

Slide 19 - Slide

Tip 3 - woordenschat
Twijfels over jouw woordenschat?
Twee tips:
  • bekijk de woordenlijst in de examenbundel en leer woorden die jij nog niet kent
  • bekijk de lijst met de 1000 meest gebruikte woorden in het Frans; veel weet je al!

Slide 20 - Slide

Tip 3 - woordenschat
Hoe meer woorden overeenkomen tussen de bewering en de tekst, hoe groter de kans is dat het juist is.

Maar je kijkt natuurlijk ook naar de zin waarin de woorden gebruikt worden.

Slide 21 - Slide

Tip 3 - woordenschat
Woordenboekgebruik
Geruststellend maar ook verradelijk. 
Je kunt woorden opzoeken, maar je hebt geen tijd om alles op te zoeken.
Als je oefent, probeer dan ongeveer 5 woorden per tekst op te zoeken, maar niet meer! 

Slide 22 - Slide

Tip 4 - voorbeelden herkennen
ainsi, comme, par exemple

namen, plaatsen, data, tijden, getallen, opsommingen

Slide 23 - Slide

Tip 4 - voorbeelden herkennen

Veel vragen bij examenteksten zijn algemeen gesteld, zoals:
Qu'est-ce qui ressort de l'alinéa 2 ?
Dan gaat het over de hoofdgedachte en laat je de voorbeelden buiten beschouwing.

Slide 24 - Slide

Tip 4 - voorbeelden herkennen
Streep antwoorden waarin voorbeelden uit de tekst staan door, want die zijn vaak fout.

Slide 25 - Slide

Tip 4 - voorbeelden herkennen
Je komt ook detailvragen tegen, zoals:
Quelle est la raison pour laquelle l'auteur nous parle de la modernisation au 3ème alinéa ?
Kijk naar signaalwoorden en leestekens.

Slide 26 - Slide

Tip 4 - voorbeelden herkennen
Voorbeelden die je moet interpreteren
- Zijn zij positief / negatief? 
- Wat geven zij aan?

Slide 27 - Slide

Tip 4 - voorbeelden herkennen
Valkuil: teveel zelf denken

Slide 28 - Slide

Tip 5 - meningen scannen
Vragen als: 
Wie is ervoor?
Wie is ertegen?
Wie is er alleen maar positief?

Lees de laatste zin!

Slide 29 - Slide

Tip 5 - meningen scannen
Lees eerst de laatste zin.

Geen antwoord? Streep dan in ieder geval de foute meningen door.
Lees daarna de rest en let op positieve / negatieve woorden.

Slide 30 - Slide

Tip 6 - scannen met zoektermen
In ieder examen kom je een vraag tegen waarin je je moet verplaatsen in een bepaalde situatie, als een soort rollenspel.
Zoek met logische zoektermen, probeer te voorspellen wat je in de tekst tegen gaat komen.

Slide 31 - Slide

Au travail !
Bedenk zelf waar je nog extra de aandacht op wilt richten.
Je kunt oefenen met:
- de examenbundel
- Grandes Lignes online - examensprint
- woordenschat 

Slide 32 - Slide