toetsoverzicht en voorbereiding havo 4 P5

Leerstof toets P5
  • vocabulaire:  ex. 7, 24, 29, 38, 57  
  • ww dire, croire, voir, savoir alle tijden: ex. 11 t/m 13
  • wederkerende werkwoorden: ex. 14 t/, 16
  • structuurwoorden: ex. 28
  • EN/Y: ex 30 t/m 32
  • bijwoord: ex 33 t/m 35
  • Je leert ook de wrd. op tb. p. 76/77
  • leestekst op vmbo TL4 niveau
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leerstof toets P5
  • vocabulaire:  ex. 7, 24, 29, 38, 57  
  • ww dire, croire, voir, savoir alle tijden: ex. 11 t/m 13
  • wederkerende werkwoorden: ex. 14 t/, 16
  • structuurwoorden: ex. 28
  • EN/Y: ex 30 t/m 32
  • bijwoord: ex 33 t/m 35
  • Je leert ook de wrd. op tb. p. 76/77
  • leestekst op vmbo TL4 niveau

Slide 1 - Slide

examen lezen oefenen
Nog een poging. Ik denk dat ik weet wat er verkeerd is gegaan. De site is handig om te oefenen, omdat je gelijk feedback krijgt op je antwoord!

ga naar eindexamensite.nl
Log in
ga naar "Mijn Profiel", 
Kies als niveau: vmbo (dus niet havo)
klik op “Koppel aan docent” 
selecteer je klas: havo 4 Frans gkne (vmbo toetsen)
Dan zou je de examens vmbo moeten kunnen zien.
oefen met examen 2010-I

Slide 2 - Slide

Y/EN

Slide 3 - Slide

Vous avez habité en Suisse?
Non, je n’ ________ ai pas habité.

A
y
B
en

Slide 4 - Quiz

Vous pensez souvent à ces vacances?
Oui, nous ________ pensons souvent.

A
y
B
en

Slide 5 - Quiz

Tu parles de la fête de Julie?
Oui, j’ ________ parle.

A
y
B
en

Slide 6 - Quiz

dire/croire/voir/savoir
achterin je boek/verbuga
alle tijden leren


bijv.
 j'ai cru
je voyais
nous saurons

Slide 7 - Slide

wederkerend werkwoord
je me lave
tu te laves
il se lave
nous nous lavons
vous vous lavez
ils se lavent

Slide 8 - Slide

se = zich?
je me lève = ik sta op
il se couche = hij gaat naar bed
ils s'appellent = zij heten

Slide 9 - Slide

betekenis
entendre= horen
j'entends Pierre

s'entendre = goed met elkaar overweg kunnen
je m'entends bien avec Pierre

Slide 10 - Slide

passé composé met se
altijd met être vervoegen!
Je me suis lavé(e)
tu t'es lavé(e)
il s'est lavé/elle s'est lavée
nous nous sommes lavé(e)s
vous vous êtes lavé(e)(s)
ils se sont lavés/elles se sont lavées

n

Slide 11 - Slide

l'adverbe

Slide 12 - Slide

exemple
Bijv. naamwoord:
C'est une fille gentille.
C'est un garçon gentil.
Bijwoord:
Il a demandé gentiment d'arrêter de bavarder.

Slide 13 - Slide

  • Bijwoorden worden gemaakt door -ment aan het bijvoeglijk naamwoord toe te voegen: énorme - énormément.
  • Er zijn wat kleine uitzonderingen, die je kunt nalezen achterin je boek (p. 110/111)
  • Bijwoorden zeggen iets over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord
  • Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.


Slide 14 - Slide

la voiture roule ____
A
rapide
B
rapidement

Slide 15 - Quiz

C'est une voiture _____.
A
rapide
B
rapidement

Slide 16 - Quiz

La voiture de ma mère est _____.
A
rapide
B
rapidement

Slide 17 - Quiz