Economisch bekeken - H8.2 De kaasspeciaalzaak (K) en H8.5 Arbeid en technologie (B)
8.2. De kaasspeciaalzaak (K) 8.5. Arbeid en technologie (B)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3
This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
8.2. De kaasspeciaalzaak (K) 8.5. Arbeid en technologie (B)
Slide 1 - Slide
Terugblik
Slide 2 - Slide
Gatentekst
1) _______ is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn 2) _______ nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). 3) _______ zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. 4) _______ is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. 5) _______ zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. 6) _______zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. 7) _______betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie 8) _______.
Vul in in de tekst!
Investeren
Natuur
Kapitaalintensief
Kapitaal
Betaald produceren
Kapitaalgoederen
Arbeid
Productiefactoren
Slide 3 - Slide
Gatentekst
BETAALD PRODUCEREN is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn PRODUCTIEFACTOREN nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). KAPITAAL zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. ARBEID is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. NATUUR zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. KAPITAALGOEDEREN zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. INVESTEREN betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie KAPITAALINTENSIEF.
Slide 4 - Slide
8.2. De kaasspeciaalzaak (K) 8.5. Arbeid en technologie (B)
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
OPDRACHT
Je zag net een voorbeeld van Google. Wat voor gevolgen heeft technologische ontwikkeling voor het bedrijfsleven? Noem een voorbeeld van een ontwikkeling en een beroep, waarop deze invloed had!
timer
2:00
OPDRACHT
Slide 7 - Slide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat de gevolgen zijn van technologische vernieuwingen voor het arbeidsproces.
uitleggen wat de begrippen bedrijfstak, toegevoegde waarde en bedrijfskolom betekenen *.
benoemen welke productieweg een product aflegt *.
uitleggen hoe de prijs van een product tot stand komt voordat de consument het kan kopen *.
Wat gaan we leren?
Slide 8 - Slide
Door technologische ontwikkeling zijn:
er banen verdwenen;
er nieuwe banen bijgekomen;
banen makkelijker geworden (digitalisering);
mensen in staat om thuis te werken;
mensen in staat om langer leven.
Technologische ontwikkeling
Slide 9 - Slide
Huiswerk voor de volgende les:
Basis: Maak de opgaven 1 t/m 27 op bladzijde 86 t/m 87 van werkboek 3B!
Kader: We gaan nog even door met de uitleg!
Huiswerk
Slide 10 - Slide
Grondstoffen zijn de ingrediënten die in een product zijn verwerkt. Het wordt gebruikt om iets anders te maken.
Voorbeelden: Olie, gas, erts, steenkool, hout, koffie, graan etc.
Grondstoffen
Slide 11 - Slide
Een bedrijfskolom is een groep bedrijven die achtereenvolgens betrokken zijn bij de productie van een bedrijf.
Vaak bestaat het uit de volgende onderdelen: een bedrijf dat een grondstof produceert ➡️ een handelsbedrijf ➡️een fabriek die een eindproduct maakt ➡️een groothandel die het eindproduct verhandelt ➡️ een winkel die verkoopt aan de consument.
Grondstoffen
Bedrijfskolom
Slide 12 - Slide
De toegevoegde waarde is de waarde die bedrijven toevoegen aan een product door productie.
Vraag: De meelfabriek koopt voor € 20,- euro graan van de graanboer. Zij maken meel en verkopen dit voor € 50,- aan de broodfabriek. Wat is de toegevoegde waarde?
Antwoord: De toegevoegde waarde van de meelfabriek is: € 50,- min € 20,- = € 30,-.
Grondstoffen
Toegevoegde waarde
Slide 13 - Slide
Een bedrijfstak is een groep bedrijven in dezelfde fase van het productieproces.
Voorbeelden: Zorg, bouw, horeca, industrie, etc.
Grondstoffen
Bedrijfstak
Slide 14 - Slide
VRAGEN?
Slide 15 - Slide
OPDRACHTEN
Basis: Maak de opgaven 1 t/m 29 op bladzijde 102 t/m 103 van werkboek 3B! Kader: Maak de opgaven 1 t/m 11 op bladzijde 110 t/m 113 van werkboek 3B!
Klaar? Dan heb je geen huiswerk voor de volgende les!
timer
7:00
Rood = Zelfstandig en stil werken.
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten
Slide 16 - Slide
Huiswerk voor de volgende les:
Basis: Maak de opgaven 1 t/m 29 op bladzijde 102 t/m 104 van werkboek 3B!
Kader: Maak de opgaven 1 t/m 11 op bladzijde 110 t/m 113 van werkboek 3B
Huiswerk
Slide 17 - Slide
OPDRACHT
Een groentewinkel verkoopt verse asperges. Bereken hoeveel waarde er is toegevoegd aan de asperges door de productie van de groentewinkel. Gebruik het staafdiagram bij deze vraag. Geef de berekening.
Antwoord: De groentewinkel koopt de asperges voor € 2,75 per kilo van de groentehandelaar. Hij verkoopt dit voor € 4,50 per kilo. De toegevoegde waarde is: € 4,50 - € 2,75 = € 1,75 per kilo.