Startscherm H2 vrijdag 16 oktober 2020

Goedemorgen!
Goedemorgen!
  1.  Jassen uit en op de gang
  2. Telefoons in het mandje​
  3. Op tafel:
    - boek en schrift voor komende les
    - pen
  4. Tassen in de kast
  5. Om 08.30 uur zit je klaar om te beginnen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
Goedemorgen!
  1.  Jassen uit en op de gang
  2. Telefoons in het mandje​
  3. Op tafel:
    - boek en schrift voor komende les
    - pen
  4. Tassen in de kast
  5. Om 08.30 uur zit je klaar om te beginnen

Slide 1 - Slide

Goedemorgen!
Programma en bijzonderheden
1
Sociale vaardigheden
Inka
Michel
2
Engels
Inka
kleine pauze
3
Rekenen
Hans
4
Nederlands
Inka
grote pauze
5
Economie
Film!
6
Duits
Film!

Slide 2 - Slide

Sociale vaardigheden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Goal for today
Watching globally

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Program for today
1. Homework
2. Watching: The Enigma machine
3. Stones: make exercise 24, page 42 Activitybook
3. Done?  -> Vocabulary (woordzoeker/puzzel)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Lesdoel
-> Je leert over woordsoorten

Slide 9 - Slide

Programma
1. Woordenschat
Samen huiswerk/gemaakte werk nakijken. Opdracht 1 t/m 6

2. Taalverzorging, grammatica
woordsoorten (blz. 54-55)
- laat zien wat je weet
- maak opdracht 1 t/m 5
- kijk je werk na
- klaar? -> lezen

Slide 10 - Slide

Woordsoorten:

1. werkwoord (ww): zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. In een zin staat ten minste één werkwoord. Een werkwoord heeft verschillende vormen. Bijvoorbeeld ‘gaan’: ga, gaat, gaan; ging, gingen; gegaan. 


2. lidwoord (lw):
  de, het, een 


3. zelfstandig naamwoord (zn):
  is een woord voor een mens, dier, plant of ding: tante, tijger, paardenbloem, frisdrankglas, september.
Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Sam, Leiden. 




Slide 11 - Slide




4. bijvoeglijk naamwoord (bn):
 
vertelt iets over een zelfstandig naamwoord: groot, aardige. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt waarvan iets gemaakt is: gouden, metalen. 



5. voorzetsel (vz):  is vaak een kort woord dat de plaats, de tijd of de oorzaak aangeeft: op de kast, na de pauze, door de regen. 


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Goedemorgen!
Dagafsluiting
1. Hoe was je dag?

2. Mededelingen/bijzonderheden

3. ABC  =  Agenda - Boeken - Corvee

Ich wünsche euch ein 
schönes Wochenende!!

Slide 14 - Slide