What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
voorzetsels in-nach-zu-für-vor
Voorzetsels
für-vor-in-nach-zu
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorzetsels
für-vor-in-nach-zu
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
nach-zu-in?
Wanneer gebruik je nu welk voorzetsel?
Slide 3 - Slide
nach
nach = naar
naar een land/stad
naar links/rechts
Ich gehe nach Deuschland
Ich gehe nach Frankreich
ich gehe nach Hause
Slide 4 - Slide
zu
zu = naar
naar een persoon
naar als iets je doel is
Ich zu meinen Freunden.
Ich gehe zu einem Fest
aber: Ich gehe ins Kino
Slide 5 - Slide
in
in = naar
bij vrije tijdsbesteding (theater, bioscoop, sporthal, zwembad).
Bij sommige landen die in het Duits al een lidwoord hebben (die Niederlande, die Türkei, die Schweiz)
Ich fahre in die Türkei
Ich fahre in die Niederlande
Ich fahre in die Schweiz
Ich gehe ins Kino
Slide 6 - Slide
volgende opdracht:
De voorzetsels nach/zu/in/vor en für.
Volgende opdracht: voorzetsels
Kies de juiste voorzetsels in de volgende zinnen en schrijf deze op.
Slide 7 - Slide
Ich gehe in/nach die Sporthalle.
Slide 8 - Open question
Ich gehe nach/ins Den Haag.
Slide 9 - Open question
Fährst du mit uns
in die/ nach die
Stadt?
Slide 10 - Open question
Ich gehe zu/nach Hause
Slide 11 - Open question
Ich gehe zu/nach rechts
Slide 12 - Open question
Ich gehe nach/zu meinen Freunden
Slide 13 - Open question
Ich gehe ins/nach dem Schwimmbad
Slide 14 - Open question
das Auto steht vor/ für dem Haus
Slide 15 - Open question
Das Geschenk ist für/vor meinen Vater
Slide 16 - Open question
Herhalen nach, zu of in:
Ich fahre ...... Berlin.
A
zu
B
nach
C
in
D
ins
Slide 17 - Quiz
Ergänze: zu, nach in, an, auf
Nach der Arbeit fährt er _____ Hause.
A
nach
B
zu
C
auf
D
in
Slide 18 - Quiz
Vertaal: naar...toe
A
nach...zu
B
zu ihnen
C
zu
D
noch...noch
Slide 19 - Quiz
Vul in: in, nach, zu, vor, für
Wir treffen uns (voor) ...... dem Kino.
A
vor
B
für
C
nach
D
zu
Slide 20 - Quiz
Vul in: in, nach, zu, vor, für
Heute Abend gehen wir ... (naar) das Theater (o).
A
in
B
nach
C
zu
D
vor
Slide 21 - Quiz
Vul in: in, nach, zu, vor, für
Kommst du mit ... (naar) meiner Schwester.
A
in
B
nach
C
zu
D
vor
Slide 22 - Quiz
Vul in: in, nach, zu, vor, für
Die Blumen sind ... (voor) meine Mutter.
A
in
B
nach
C
vor
D
für
Slide 23 - Quiz
___ dem Essen fahre ich ___ meiner Oma.
A
Nach, nach
B
Nach, zu
Slide 24 - Quiz
Ich verstehe wann ich in, nach und zu genutzen muss
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 25 - Poll
Slide 26 - Video
More lessons like this
voorzetsels in-nach-zu-für-vor
February 2024
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
voorzetsels in-nach-zu-für-vor
March 2024
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
voorzetsels in-nach-zu-für-vor
May 2024
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
voorzetsels in-nach-zu-für-vor
March 2021
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
M3 Duits 4. Januar 2021 2e Stunde
December 2020
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
3v-Kap5-E-naar-vertalen
March 2023
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
3v-Kap5-12-E-naar-vertalen
March 2024
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
3Md - Thema 6 - 2 februari 2024
January 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3