1. De leerling kan aan het einde van de les minimaal 3 verschillende tekstsoorten benoemen.
2. De leerling kan aan het einde van de les minimaal 3 verschillende tekstsoorten herkennen.
3. De leerling kan aan het einde van de les van minimaal 3 verschillende tekstsoorten een eigen voorbeeld geven.
Slide 1 - Slide
Tekstsoorten
Welke soort teksten lezen jullie al?
Slide 2 - Slide
Instructietekst
Je leest hoe je iets moet doen. Of wat je moet doen.
Daarom wordt deze soort tekst ook wel doe-tekst genoemd.
Vaak beginnen de zinnen met een instructie-woord.
Dat is een woord waaraan je meteen ziet wat je moet doen.
Bijvoorbeeld: Pak… Neem… Doe… Klop…
Slide 3 - Slide
Gebruiksaanwijzing/handleiding
Slide 4 - Slide
Recept
Slide 5 - Slide
Tips en adviezen
Slide 6 - Slide
Persoonlijke brief
Slide 7 - Slide
Brief / e-mail / kaart
In een brief staat een bericht dat iemand naar jou stuurt. Er zijn echte brieven op papier, maar er zijn ook ander soort brieven. Bijvoorbeeld: een kaart, een chatbericht of een e-mail.
Slide 8 - Slide
Zakelijke brief
Slide 9 - Slide
Verhaal
Een verhaal heeft altijd één of meer hoofdpersonen. Dat zijn de
belangrijkste personen van het verhaal. De hoofdpersoon kan ook een dier zijn.
Je leest van de hoofdpersoon wat hij meemaakt, denkt en voelt.