4 Reading (les 2)

Het werkwoord 'to be'
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het werkwoord 'to be'

Slide 1 - Slide

Wat betekent het werkwoord 'to be'?
'To be' is het werkwoord 'zijn'.

I                 am
He             is
She           is
It                is
You           are
We            are
You           are 
They         are

Slide 2 - Slide

Het werkwoord 'to be' afkorten
Je kunt het werkwoord 'to be' ook afkorten.


I am the best                 --> I'm the best
You are the best          --> You're the best
She is the best             --> She's the best
Dit kan alleen bij persoonlijke voornaamwoorden

Slide 3 - Slide

Welke vorm van 'to be' hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
are
am
is
I
he, she & it
you, we, they & you

Slide 4 - Drag question

The car ... really fast
A
am
B
are
C
is

Slide 5 - Quiz

We ... watching TV
A
am
B
are
C
is

Slide 6 - Quiz

David and Jan ... eating cookies
A
am
B
are
C
is

Slide 7 - Quiz

I ... very bored
A
am
B
are
C
is

Slide 8 - Quiz

Hoe gebruik je het werkwoord 'to be' bij ontkenningen?
Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter de vorm van 'to be'.

Voorbeelden:
They are not gone                    She is not here             I am not eating

Slide 9 - Slide

Ontkenningen met 'to be' afkorten
Ontkenningen met 'is not' en 'are not' kan je ook afkorten.



Voorbeelden:
They are not the best            --> They aren't the best
She is not the best                 --> She isn't the best
Bij 'am not' kan dat niet!

Slide 10 - Slide

He .... helping me.
A
am not
B
are not
C
is not
D
isn't

Slide 11 - Quiz

They ... at school
A
am not
B
is not
C
isn't
D
aren't

Slide 12 - Quiz

Pieter and Paul ... reading a book
A
am not
B
aren't
C
isn't
D
are not

Slide 13 - Quiz

You _____ (to be)hungry
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 14 - Quiz

To be:
He...
A
are
B
am
C
is

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de vormen van 'to be'?
A
be - been
B
am - is - are
C
are
D
geen idee

Slide 16 - Quiz

To be: I
A
are
B
am
C
is

Slide 17 - Quiz

TO BE
betekent:
A
hebben
B
zijn
C
worden
D
krijgen

Slide 18 - Quiz

To be: They
A
is
B
are
C
am

Slide 19 - Quiz

They .... (to be) friends
A
to be
B
are
C
is

Slide 20 - Quiz

To be:
We...
A
is
B
am
C
are

Slide 21 - Quiz

Wat zijn de 3 vormen van "TO BE" in het Engels?
A
be, is, are
B
am, is, are
C
am, is, being
D
is, isn´t, are

Slide 22 - Quiz

Am not kan je ook afkorten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat is de afkorting van: am not?
Zie dia 10

Slide 24 - Open question