6. muebles y habitaciones blokuur

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

                          telefoon 

bereid je voor:

1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla

2. heb je schrift (libreta) klaar

3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.

4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister

aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

Necesitas el laptop

necesitas el cuaderno

Lesdoelen

• Lista de vocabulario
  
• (partes de la casa, los muebles, los colores)
  

¿Qué vamos a hacer?

• Tarea 4 - mi casa

• Lista de vocabulario 

(partes de la casa, los muebles, los colores)

• Los deberes

Palma de Mallorca

VANDAAG DOEN WE...

1. La casa. Overview:  sleepvraag

2. los muebles

3. opdracht + colores (5min) - maybe

4. PAUZE = 10 colores: regenboog

5. Pauze ticket: plaatje - Ik vraag: ¿de qué color es tu... (kamer)

ANTWOORD: mi habitación/cuarto es de color (rojo)

mi habitación es roja

mi cuarto es rojo

Onderwerpen

tu casa. Kijk en Luister

en la costa/playa

en las afueras

en la ciudad

en la montaña

en el campo

en un barrio

junto al río

en un pueblo

en el centro

MAAK HET HIER AF

Klik hier om het fragment te beluisteren
Tip: je kan het fragment op pauze zetten.

Los muebles

De woorden uit de woordenlijst kunnen je helpen met de spelling van de volgende opdracht.
Maak eerst de opdracht op de volgende dia, daarna vul je de woordenlijst in.

Los muebles

het bed

de tafel

het tafeltje (nachtkastje)

de douche

de oven

de keramische kookplaat

de badkuip

de bank

let op: eindigt op een a, maar = mannelijk!!

de spiegel

de stoel

VANDAAG DOEN WE...

1. La casa. Overview:  sleepvraag

2. los muebles

3. opdracht + colores (5min)

4. PAUZE - 10 colores: regenboog

5. Pauze ticket: plaatje - Ik vraag: ¿de qué color es tu... (kamer)

ANTWOORD: mi habitación/cuarto es de color (rojo)

mi habitación es roja

mi cuarto es rojo

Los colores

Om je huis te beschrijven is het ook handig om de kleuren in het Spaans te kennen. Kleuren zijn

bijvoeglijke naamwoorden. Hiervoor gaan ze achter het naamwoord

Bekijk het filmpje op de volgende dia tot 2:31 en vul je woordenlijst in. 

Los colores

wit

blauw

rood

groen

bruin

zwart

geel

oranje

roze

paars (of violet)

grijs

VANDAAG DOEN WE...

1. La casa. Overview:  sleepvraag

2. los muebles

3. opdracht + colores (5min)

4. PAUZE - 10 colores: regenboog

5. Pauze ticket: plaatje - Ik vraag: ¿de qué color es tu... (kamer)

ANTWOORD: mi habitación/cuarto es de color (rojo)

mi habitación es roja

mi cuarto es rojo

pausa

2 laatste oprachten

1. HAY - TIENE - voorsetzels

2. mi casa A1 - A2

3. lever het opdracht in 

4. Wat kan je uit je hoofd over je huis/woning zeggen?

HAY

Wat wordt er met HAY bedoeld?

HAY betekent ER  IS of ER ZIJN

Het hoeft NIET vervoegd te worden! 

Er is geen yo Hay, tú hay etc

HAY

¿Qué hay en el aula/ en la clase? Hay...

¿Dónde está la cama?

está a la ______________ de la pared.

¿Dónde está la silla? 

____________________ de la pared

¿Dónde está la mesilla?

_________________________ de la cama

tiene, hay, está

El piso de Susi 1______________ 3 habitaciones. Tiene un baño y una cocina. 

En el baño 2________ una ducha. El  comedor 3 ______________ al fondo/detrás. 

Las habitaciones ___________ a la derecha del comedor. La cocina __________  al lado de la sala y el baño. El piso es un poco raro.  Por ejemplo en el baño _______________ un jacuzzi pero en verano no _____________ aire acondicionado.

2 laatste oprachten

1. HAY - TIENE - voorsetzels

2. mi casa A1 - A2

3. lever het opdracht in 

4. Exit Kahoot met fon

NIVEL A1

NIVEL A2

LINK

LINK

2 laatste oprachten

1. HAY - TIENE - voorsetzels

2. mi casa A1 - A2

3. lever het opdracht in 

4. Exit Kahoot met fon

Lesdoelen

• partes de la casa, los muebles, los colores
  

2 laatste oprachten

1. HAY - TIENE - voorsetzels

2. mi casa A1 - A2

3. lever het opdracht in 

4. Exit Kahoot met fon

 EXIT TICKET:

Met je plattengrond, beschrijf 2 kamers en geef 2 meubels

tot nu toe

Vivo en un(a) ____________  (wat?) ____________ (hoe?) (hoeveel plantas?) __________________ en _____________ (waar?) .

Tiene _______ habitaciones. (Hoeveel dormitorios?) _____________ , (hoeveel baños?) _______________, (rest)_________________

Escucha y lee la poesía. Pon los dibujos en el orden correcto.

De huiswerkopdracht:

De huiswerkopdracht:

tot nu toe. Evaluatie