Herhaling feiten, meningen en argumenten

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

DOEL

WE HERHALEN DE THEORIE OVER FEITEN, MENINGEN EN ARGUMENTEN



Slide 2 - Slide

Feiten & meningen
Wat is een feit? En wat is een mening?
FEIT
MENING
Turnen is een gave sport
Het aantal calorieën in een Snickers is 321
Een iPhone 13 kost bij bol.com 810 euro. 
Het familieweekend in de Ardennen vond ik erg gezellig. 
Dat is duur!
Van regen word je nat.

Slide 3 - Drag question

WAT IS HET VERSCHIL?
FEIT
- controleerbaar 
- let op: niet iets wat waar is.
MENING
- je vindt iets
- je kunt het ermee eens of oneens zijn
- ik vind...
- volgens mij... 

Tekst
Tekst
FEIT

Slide 4 - Slide

ARGUMENT
Bij een mening hoort een argument.

Met een argument leg je uit waarom je iets vindt. 

Een argument begint bijvoorbeeld met: omdat, want, daarom 

Slide 5 - Slide

Feit, mening, of argument?
Chocolade is lekker.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 6 - Quiz

Feit, mening of argument?

'...want het is een veelzijdig vak.'
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 7 - Quiz

Feit, mening of argument?

Omdat ik morgen naar de tandarts moet.
A
Feit
B
Mening
C
argument

Slide 8 - Quiz

Feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Feit, mening of argument?

Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 10 - Quiz

Tot de volgende keer!

Slide 11 - Slide