Accrual Accounting 35.2

Agenda
  • Nakijken toets
  • Nakijken huiswerk 35.1 t/m 35.4
  • Theorie 35.2
  • Opdrachten maken
  • Korte quiz 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Agenda
  • Nakijken toets
  • Nakijken huiswerk 35.1 t/m 35.4
  • Theorie 35.2
  • Opdrachten maken
  • Korte quiz 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Opbrengsten en ontvangsten
Opbrengsten
  • Voorbeelden: omzet, verkoop activa, interestopbrengsten 
Ontvangsten
  • Financiële feiten waardoor saldo bank of kas toeneemt 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Transitorische posten
Uitstelpost: verwerking in resultatenrekening volgt op later moment dan de ontvangst van de gelden
Anticipatiepost: ontvangst volgt op later moment dan de verwerking in de resultatenrekening 

Slide 11 - Slide

Permanentie 
  • Wanneer is er sprake van permanentie? 
    Als een onderneming vaker dan eens per jaar een balans en winst en-verliesrekening opstelt. 
  • Wat is het doel? 
    Permanent beschikken over een actueel beeld van de financiële positie en de resultaten van de onderneming. 
  • Wat is de relatie tussen permanentie en de transitorische posten? 
    Deze balansposten worden gebruikt om kosten toe te kunnen rekenen aan de juiste periode.







Slide 12 - Slide

Opdrachten
35.5 t/m 35.8

Slide 13 - Slide

Drie onderdelen financiële verslaggeving
Balans
W&V
Liquiditeits-overzicht
Bezittingen
Kosten
Ontvangsten
Opbrengsten
Uitgaven 
Vermogen

Slide 14 - Drag question

elk financieel feit zorgt voor mutatie op de balans
zorgt financieel feit voor kosten/ opbrengsten in DEZE periode?
is er sprake van een mutatie kas of bank in DEZE periode?
Permanentie: de onderneming stelt vaker dan eens per jaar financiële verslaggeving op 

Doel?
  • permanent inzicht in actuele financiële positie onderneming 
  • juiste toerekening kosten en opbrengsten over verschillende perioden

Slide 15 - Slide

Hoe bereken je het eigen vermogen (EV)?
A
Kosten - opbrengsten = EV
B
Kas+bank-liquide middelen=EV
C
Bezit - schuld = EV
D
Debetzijde - creditzijde = EV

Slide 16 - Quiz

Winst = het positieve verschil tussen de opbrengsten en ....
A
inkoop
B
schulden
C
kosten
D
verlies

Slide 17 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas +€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000

Slide 18 - Quiz

Afschrijvingen zijn
A
Uitgaven
B
Transitoria
C
Kosten
D
Schulden

Slide 19 - Quiz

Mijnheer Heuvels heeft een huis gekocht van
E 100.000 en een lineaire hypothecaire lening van 10 jaar afgesloten. De rente bedraagt 4.5 %
De totale kosten bedragen ieder jaar
A
E 14.500
B
E 10.000
C
Geen van de mogelijkheden
D
E 4.500

Slide 20 - Quiz

Huiswerk
35.5 t/m 35.8

Slide 21 - Slide