Inleiding, kern en slot

Nederlands
Jaar 1 Periode 3 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands
Jaar 1 Periode 3 

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Herhaling theorie Bouwsteen 03: Inleiding, kern en slot
  • Zelfstandig werken: Bouwsteen 03

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Kun je kenmerken en functies beschrijven van de tekstdelen inleiding, kern en slot.

Slide 3 - Slide

Noem een functie van de
Inleiding

Slide 4 - Mind map

Noem kenmerken van de
Kern

Slide 5 - Mind map

Wat is de functie van 'het slot'?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

De opbouw van een tekst
  • Een goed geschreven tekst heeft een overzichtelijke opbouw (= structuur).
  • Als je de opbouw van een tekst herkent, begrijp je de inhoud beter.
  • Die opbouw bestaat uit drie tekstdelen: inleiding, kern (of middenstuk) en slot.
  • Elk tekstdeel heeft zijn eigen functie/doel
  • De tekstdelen worden vaak gescheiden door een witregel

Voorbeeldvragen: 
  1. Op welke manieren sluit de schrijver zijn tekst af?
  2. Uit welke alinea's bestaat het slot?
  3. Hoe begint de schrijver de tekst?

Slide 8 - Slide

Inleiding
Elke tekst begint met een inleiding van meestal één alinea.

De schrijver maakt in de inleiding duidelijk wat het onderwerp is. 

De inleiding heeft één of meer van de volgende drie functies:
  • Aandacht trekken van het publiek;
  • Het publiek motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren;
  • Informatie geven over wat komen gaat, bijvoorbeeld: 'In deze tekst wordt uitgelegd waarom dat noodzakelijk is.'

Let op! De titel hoort niet bij de inleiding.

Slide 9 - Slide

Kern
In de kern (= middenstuk) wordt het onderwerp verder uitgewerkt. 

De kern bevat vaak meerdere deelonderwerpen. Dit zijn de verschillende kanten van het onderwerp. Je kunt deze herkennen aan tussenkopjes.

De volgorde van de deelonderwerpen is afhankelijk van de tekststructuur, bijvoorbeeld:
  • Argumentatiestructuur (bijvoorbeeld bij een betoog)
  • Vraag - antwoordstructuur: vraag-antwoord-conclusie/samenvatting
  • Verklaringsstructuur: oorzaak-gevolg 

Slide 10 - Slide

Slot
Het slot is het laatste deel van de tekst. Vaak kun je dit herkennen aan signaalwoorden zoals 'kortom', 'dus' of 'al met al'. 

De schrijver komt in het slot vaak terug op de inleiding.

Het slot heeft één of meer van de volgende vier functies:
  • Een samenvatting geven;
  • Een conclusie trekken;
  • Naar de toekomst kijken;
  • Een vraag meegeven aan de lezer.

Slide 11 - Slide

Nieuwsbericht
Let op: een nieuwsbericht bestaat uit een inleiding en kern. Geen slot!

Het belangrijkste staat in de inleiding, verdere informatie in de kern.

Slide 12 - Slide

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 13 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 14 - Quiz

Hoe introduceer je het onderwerp in de inleiding?
A
met een anekdote
B
met een voorbeeld
C
met veel informatie
D
met een bijzondere situatie

Slide 15 - Quiz

Wat kun je NIET vinden in het slot?
A
een samenvatting
B
een anekdote
C
een conclusie
D
dat je naar de toekomst kijkt

Slide 16 - Quiz

Wat is NIET waar?
Een alinea....
A
..begint altijd op een nieuwe regel.
B
....springt soms bij de eerste regel een beetje in.
C
......gaat over een deel van het onderwerp.
D
.....heeft altijd een tussenkopje.

Slide 17 - Quiz

Wat is de opbouw van een tekst?
A
Inleiding en kern
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Kern en slot
D
Inleiding en slot

Slide 18 - Quiz

Wat is een tussenkopje?
A
Een alinea
B
Een titel van een alinea
C
De titel
D
De bron

Slide 19 - Quiz

Aan de slag!
  1. Log in in Taalblokken​

  2. Kies bovenaan voor het juiste niveau: 2F of 3F

  3. Start met Voorbeeld en theorie​

  4. Daarna Lezen en luisteren

Slide 20 - Slide