1: Om 12 uur is er een inbraak gepleegd.
2: Er is ingebroken in een huis aan de Aalsterweg.
3: Het is het mooiste huis van de straat.
4: De bewoners waren niet thuis op het moment van de inbraak.
5: Op de achterdeur zijn inbraaksporen zichtbaar.
6: De jongens van de buurt hebben de inbraak waarschijnlijk gepleegd, want zij zijn altijd uit op rottigheid.