NIG- hoofdstuk 17

toets hfdst 11-16
conjuncties (20) 02977048
conjuncties (15) 08434566
perfectum regelmatig (20) 02946474
perfectum onregelmatig (15) 02704800
imperfectum (20) 02946474

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

toets hfdst 11-16
conjuncties (20) 02977048
conjuncties (15) 08434566
perfectum regelmatig (20) 02946474
perfectum onregelmatig (15) 02704800
imperfectum (20) 02946474

Slide 1 - Slide

hoofdstuk 17
Tekst

Slide 2 - Slide

NIG hfdst 17
  1. praten over dagelijkse dingen
  2.  telefoneren
  3.  er
  4. zijn- aan het + infinitief
  5. uitspraak r - l

Slide 3 - Slide

dialoog
https://portal.coutinho.nl/nederlandsingang3/studiemateriaal/hoofdstukken/hoofdstuk-17/172-dialoog.html

Slide 4 - Slide

vragen maken
1. Tina - goed - slapen?
 opdracht 1 blz. 238

Slide 5 - Slide

activiteiten
Wat doe je op een dag?
(presens)
Wat heb je gisteren gedaan?
(perfectum, imperfectum)

Slide 6 - Slide

Luisteren naar telefoongesprekken

Slide 7 - Slide

telefoongesprek voeren
Je belt met...                        Waarom bel je?
je huisarts                             afspraak verzetten
de bioscoop                         iets laten liggen
een vriend(in)                      uitnodigen voor een feest
een pizzeria                          een pizza bestellen

Slide 8 - Slide

6 - 4 -2023
huiswerk: vertellen over een film
bespreken van de toets
afmaken hfdst 17
start hfdst 18

Slide 9 - Slide

1. Er + indefiniet subject /getal
   Er staat aan het begin van de zin
Er is geen plaats meer. alles is uitverkocht.
Er zijn veel problemen met het programma.
Er zitten negen studenten in de groep.
ER /DAAR

Slide 10 - Slide

Daar legt accent op de plaats. Daar kan op de eerste plaats van de zin staan. Er (als plaats) kan dat niet.
Ik ben er morgenochtend niet.
Daar (bijv. in Thailand) is het zes uur later.
Er / daar als plaats

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Link

zijn - aan het + infinitief
Je gebruikt dit als je bezig bent met iets (een handeling) die wat langer kan duren.
Bijv. Ik ben aan het lezen.
Niet: Ik ben aan het schrikken.

Slide 15 - Slide

een gesprek voeren
Werken in drietallen.
Zie opdracht 9 blz. 245

Slide 16 - Slide

schrijfopdracht
Schrijf iets over je dag.
Begin met de tijd, gebruik inversie
Gebruik perfectum (zaken die afgesloten zijn) en/of imperfectum (een beschrijving)

Slide 17 - Slide

schrijfopdracht
Beschrijving: imperfectum
Het was een lange dag. 
Iets is afgesloten/klaar: perfectum
Ik heb veel gedaan.

Slide 18 - Slide

uitspraak
R of L
opdracht 12, 13 
blz. 246

Slide 19 - Slide

liedje: Hou me vast- Ruth Jacott
www.youtube.com/watch?v=9agk9Lrrjkg 

Zet de zinnen in de goede volgorde
(schrijf alleen de letters op)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

A Ik belde aan.
B Ik ging mee naar binnen.
C Ik heb jou gebeld.
D Ik scheurde naar je huis.
E Ik heb spijt.
F Ik pakte de auto.
G Je streelde mijn gezicht.
H Ik kreeg een brief.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Wat is de relatie tussen de twee vrouwen? (0.00-0.20)
A
Ze zijn zussen van elkaar
B
Ze zijn moeder en dochter
C
Ze zijn vriendinnen

Slide 24 - Quiz

De vrouw met de kleurige sjaal.
Heeft ze vandaag vrij? (0.20-0.35)
A
Ja, maar vanochtend heeft ze wel even gewerkt.
B
Ja, ze heeft vandaag niet gewerkt.
C
Ja, maar vanavond moet ze wel even werken

Slide 25 - Quiz

De man (0.35 - 0.55)
De dag is nog maar net begonnen voor hem. Wat bedoelt de interviewer?
A
De man heeft tot drie uur gewerkt.
B
De man heeft tot drie uur geslapen.
C
De man moet vanavond en de komende nacht werken.

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Link