Thema 4 BS 6 en 7

Planning
Theorie BS 6 en 7
Leerdoelen
Vragen over de lesstof om te oefenen
Huiswerk
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning
Theorie BS 6 en 7
Leerdoelen
Vragen over de lesstof om te oefenen
Huiswerk

Slide 1 - Slide

Hier begint B6
Je krijgt een melding wanneer B7 begint. Je kan dan zelf kiezen of je verder wilt gaan of eerst de opdrachten van B6 wilt maken. 

Slide 2 - Slide

GEBOORTE: 
beperken en bevallen (B6 en B7)

Slide 3 - Slide

Doelstelling
  • Je kent verschillende manieren van geboorte regeling;
  • Je moet noodmaatregelen tegen ongewenste zwangerschap kunnen noemen;
  • Benoemen wat het verschil is tussen een embryo en een foetus
  • Uitleggen hoe een bevalling gaat aan de hand van de volgende begrippen: ontsluiting, uitdrijving en nageboorte. 

Slide 4 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
Anticonceptiemiddelen verminderen kans op zwangerschap bij seks. 
Condoom vermindert tevens de kans op een SOA
Enige 100% veilige methode is 'geen seks'. 

Slide 5 - Slide

Onbetrouwbare methodes

Periodieke onthouding

(geen seks op onveilige dagen van de cyclus)

Coïtus interuptus

(terugtrekken van de penis voor de ejaculatie (klaarkomen))

Slide 6 - Slide

Bepaling eisprong, voor periodieke onthouding

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Link

Prikpil is een hormooninjectie

Slide 10 - Slide

Koperspiraal en hormoonspiraal werken heel verschillend van elkaar. Zo voorkomt de hormoonspiraal een eisprong en voorkomt de koperspiraal dat een bevruchte eicel kan innestelen in de baarmoeder

Slide 13 - Slide

Sterilisatie man

Slide 14 - Slide

Sterilisatie vrouw

Slide 15 - Slide

DE NOODMAATREGELEN
Je hebt onveilig gevreeën maar wilt toch zeker weten niet zwanger zijn. 

Slide 16 - Slide

Morningafterpil
Abortus

Slide 17 - Slide

Voorkomen is beter dan genezen
Een morning after pil bevat een hoge dosis hormonen die niet heel gezond voor je zijn. 
Dit middel is daarom ook geen geschikte anticonceptiemiddel voor de lange termijn.
 
Abortus is een heftige ingreep waar de meningen sterk over verdeeld zijn. 
Belangrijk is dat je zelf 100% achter de keuze staat en er goed over nadenkt. 
Praat erover en zoek vooral hulp! Je hoeft hier niet alleen in te staan. 
En ook als je niet voor abortus kiest kan je hulp krijgen via verschillende instanties. 


Slide 18 - Slide

Bij ongeplande zwangerschap zijn er meer opties dan afbreken. Een vrouw kan er ook voor kiezen om het kind zelf te houden, door familie groot te laten brengen of af te staan ter adoptie. 

Slide 19 - Slide

Hier begint B7
Je kan zelf kiezen of je meteen verder gaat of eerst de opdrachten van B6 gaat maken. 

Slide 20 - Slide

Vanaf welke week heet een ongeboren kind een foetus i.p.v. embryo?
A
Week 7
B
Week 8
C
Week 12
D
Week 14

Slide 21 - Quiz

Wat voor verschillen zie jij tussen de embryo en de foetus? 

Slide 22 - Slide

Welke organen worden tijdens de embryonale fase volledig ontwikkeld? Kijk weer naar de afbeelding van een paar slides terug. Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
Hart
B
Tanden
C
Armen
D
Oren

Slide 23 - Quiz

De bevalling......
Aan het einde van de zwangerschap is een foetus volledig ontwikkeld. De bevalling kan nu plaatsvinden. Na de bevalling heet het kind een baby en geen foetus meer. Kijk het filmpje op de volgende slide en beantwoord daarna de vragen.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Welke 3 fasen van de bevalling werden in het filmpje genoemd?
  • ontsluiting, 
  • uitdrijving 
  • nageboorte

Slide 26 - Slide

Wat gebeurt er tijdens de ontsluiting?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten

Slide 27 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de uitdrijving?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten

Slide 28 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de nageboorte?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Video

Kindje
Na innesteling -> ontstaan alle organen
Na 8 wk-> al een klein mensje
Alleen nog maar groeien
Heet nu foetus ipv embryo

Slide 31 - Slide

Verplaatsen van de organen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

In de baarmoeder
  • Vruchtwater-> beschermt het embryo(stoten)
  • Vruchtvliezen-> zitten om het vruchtwater
  • Plaats van innesteling-> moederkoek/placenta
  • Moederkoek/placenta-> weefsel met veel bloedvaten
  • Navelstreng -> met moederkoek/placenta verbonden, Bloedvaten lopen erdoor, Van moeder naar kind voedingsstoffen en zuurstof en van kind naar moeder afvalstoffen en koolstofdioxide

Slide 34 - Slide

Ziekteverwekkers en schadelijke stoffen
Via de moederkoek kunnen ook de ziekteverwekkers en schadelijke stoffen binnen komen
Zoals: rode hond, nicotine, alcohol, medicijnen en drugs

Baby's kunnen hierdoor: afwijkingen krijgen, slechter gaan groeien, zelfs doodgaan (miskraam)

Slide 35 - Slide

Bevalling
  1. drie fases

- ontsluiting
- uitdrijving
- nageboorte

Slide 36 - Slide

Ontsluiting
• Door weeën gaat de baarmoedermond open
• Vruchtvliezen breken

Slide 37 - Slide

Uitdrijving
• Als de baarmoedermond ver genoeg open is
• Pers weeën duwen de baby naar buiten

Slide 38 - Slide

Nageboorte
Wee duwt de moederkoek, vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten

Slide 39 - Slide

Geboorte
Verloskundige maakt mondje schoon
Baby begint te huilen
Navelstreng dicht met de klemmetjes
Navelstreng doorknippen
Stompje van de navelstreng valt er naar een paar dagen af
Navel: litteken navelstreng

Slide 40 - Slide

Huiswerk
Maak de opdrachten van BS 6 en 7
Zie SOM....

Slide 41 - Slide