semaine 8 HAVO 4

semaine 8 HAVO 4
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

semaine 8 HAVO 4

Slide 1 - Slide

H4 semaine 8
A: les buts : de doelen van deze week
B:  corrections / mettre à point weektaak 7
C: - Prépa au test schrijfvaardigheid : une action de solidarité  unité 3
 Les verbes (grammaire II)
A faire : au cahier 18-22
Apprendre : ex 17 u4 et une action de solidartié


D:  Les verbes (grammaire II)
C: - au cahier ; 18-22
foto : nl.pinterest.com/pin/177118197833478320/

Slide 2 - Slide

Les buts de cette semaine
cette semaine : vous allez vous attaquer au checklist que je vous ai envoyé .
On s'entraîne en schrijfvaardigheid. 
On reprend quelques verbes

Slide 3 - Slide

weektaak 7  :12-17   : Exercice 12 –  1 e  / 2 d  /3 b
Exercice 13 
1 B – est assis                                         6 A – ose
2 B – coordonnées                              7 B – tombé amoureux
3 A – des écouteurs                            8 A – suffit
4 B – tandis que                                  9 A – se souvient de
5 B – échanger                                     10 A – châtains

EX 14 :  1 cettE   / 2 ces   / 3 ce garçon-lÀ / 4 cet/5 cela ça
Exercice 15 –   
1         Léonie : Hier, lundi 24 mars, en montant dans le métro à la station Saint-Michel, je suis tombée amoureuse de toi !
Robin : C’était le 1er avril à la piscine d’Aix-en-Provence.
2        Léonie : J’espère que tu vas lire ce message. Si tu me reconnais, réponds-moi !
Robin : Je ne peux pas t’oublier. J’espère que tu te souviens aussi de moi et que ces infos suffiront pour te retrouver.
3 Léonie : 1 Tu étais assis près de la porte avec un ami.
2 Tu avais un skateboard à la main et des écouteurs dans les oreilles.
Robin :   3 Toi, tu as entre 16 et 18 ans, les cheveux châtains.
4 Tu as nagé.

Exe 16   1 Toi, tu as entre 15 et 17 ans, les cheveux bruns et les yeux bleus.
2 Moi, j’étais assis sur un banc.
3 Toi, tu étais debout et tu écoutais de la musique.
4 C’était le 5 décembre sur la place Bellecour à Lyon.
5 Tu portais un pull rouge.
6 On n’a malheureusement pas échangé nos adresses e-mail
.
Ex 17 –  Je t’ai rencontré dans le métro 1, vendredi à 17h30. On a échangé quelques regards. Tu es descendu à Porte M. Toi, tu as environ 18 ans, les cheveux roux et les yeux verts. Tu portais un jean bleu et tu avais un sac à dos vert. Tu étais en train de lire le magazine Psychologies. Moi, j’étais debout devant la porte, j’écoutais de la musique. Je portais une jupe noire. Je n’arrive pas à t’oublier. Si tu te reconnais, contacte-moi ! J’espère te revoir bientôt. Lia       lia@gmail.com






uit libre service TM 4h

Slide 4 - Slide

B: corrections

welke is juist
A
tu viens de l'Allemand
B
tu viens d'Allemagne

Slide 5 - Quiz

hoe zeg je : ik hoop hem te ontmoeten
A
j'espère lui rencontrer
B
j'espère le rencontrer
C
je l'espère rencontrer
D
je lui espère rencontrer

Slide 6 - Quiz

maak met de volgende woorden een correcte Franse zin :

jij was klein en je had mooie groene ogen (petite / avoir/ beau/ yeux/ vert)

Slide 7 - Open question

maak met de volgende woorden een correcte Franse zin :

se regarder (nous) tout le temps

Slide 8 - Open question

maak met de volgende woorden een correcte Franse zin :
ik heb haar willen ontmoeten : vouloir (pc)/rencontrer

Slide 9 - Open question

CHECKLIST schrijfvaardigheid : HAVO 4
o Ik heb van unité 3 de woorden en zinnen bij de paragraaf écrire geleerd .(boek a 105/106)
o Ik kan de zinnen of delen van de zinnen bij de paragraaf écrire toepassen. (boek a 105/106)
o Ik heb de oefeningen van unité 3 bij de paragraaf écrire gemaakt én nagekeken. (oef 12-17 boek a blz 69-71)
o Ik kan vertellen dat ik naar aanleiding van een gelezen artikel of programma op tv een solidariteitsactie zou willen organiseren.
o Ik kan aangeven waarom het belangrijk is om een actie te organiseren.
o Ik kan een (originele) actie opzetten met daarin tenminste 3 actiepunten .
o Ik kan vertellen wie er allemaal mee gaan helpen met de actie.
o Ik kan vertellen waar de actie gehouden wordt.
o Ik kan vertellen hoeveel geld ik op denk te gaan halen met de actie.

o Ik heb de opdrachten van schrijfvaardigheid ,écrire, van unité 4 gemaakt én nagekeken. (boek b blz 18-19-20)
o Ik heb van unité 4 de woorden en zinnen bij de paragraaf écrire geleerd  (boek b p 104)
o Ik kan de imparfait gebruiken bij het beschrijven van een persoon en een situatie die zich in het verleden heeft afgespeeld.
o Ik weet hoe ik iemand kan beschrijven waarvan ik onder de indruk ben (uiterlijk, kleding en evt andere kenmerken)
o Ik weet hoe ik aangeef wanneer en waar ik diegene heb gezien ( wat hij/zij deed).
o Ik kan beschrijven wat ik aanhad en hoe ik eruit zie.
o Ik weet hoe ik een leuke activiteit voorstel om met diegene die ik graag zou willen leren kennen te gaan doen.
o Ik weet hoe ik vraag of er contact met me opgenomen kan worden.


Slide 10 - Slide

D: Les verbes pronominaux
Maak aantekeningen volgens de Cornell methode

Slide 11 - Slide

Les verbes pronominaux
Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden 
wederkerende werkwoorden : werkwoord dat met een wederkerend voornaamwoord gecombineerd kan worden


                  Ik was me                                           Je  me lave                  

Slide 12 - Slide

Les verbes pronominaux
Je
me
je me lave
Ik was me 
Tu
te
tu te laves
Je wast je
Il / Elle/ On
se
il se lave
Hij/Zij wast zich
Nous
nous
nous nous lavons
We wassen ons
Vous
vous
vous vous lavez
Jullie wassen je
Ils / Elles 
se
elles se lavent
Ze wassen zich

Slide 13 - Slide

Les verbes pronominaux
De wederkerende werkwoorden werken altijd met het hulpwerkwoord : être 
je me suis lavé(e)
tu t'es lavé(e)
il s'est lavé/ elle s'est lavée
nous nous sommes lavé(e)s
vous vous êtes lavé(e)(s)
elles se sont lavé(e)s

Slide 14 - Slide

dire                              mettre                        prendre
je dis                          je mets                        je prends
tu dis                         tu mets                        tu prends
il dit                            il met                           il prend
nous disons            ns mettons                 ns prenons
vous dites                vs mettez                    vs prenez
ils disent                  ils mettent                  ils prennent

imp: je disais          je mettais                     je prenais

pc : j'ai dit                j'ai mis                          j'ai pris

futur : je dirai         je mettrai                     je prendrai

cond : je dirais       je mettrais                   je prendrais

Slide 15 - Slide

conduire : rijden/besturen
je conduis
tu conduis
il conduit
nous conduisons
vous conduisez
ils conduisent
imparfait : je conduisais
pc : j'ai conduit
futur : je conduirai
conditionnel: je conduirais
à faire ;  ex 18!

Slide 16 - Slide

C:  ex 19a : à deux 
uh krûsj   /  la draak/ flasjé poer /  è fol de /  le koe de foedr /  kief
uit libre service TM 4h

Slide 17 - Slide

tw3
TOETS UNITÉ 4
Vocabulaire : p 104 en 105 alles behalve écrire
Grammaire I : het aanwijzend voornaamwoord
Grammaire II : wederkerende ww, conduire,dire, mettre en prendre
Grammaire III : het persoonlijk voornaamwoord (schema p 27 wordt geleverd)

Slide 18 - Slide

Les verbes pronominaux 
Voor de ontkennende zinnen : 

Ik amuseer me niet                                  Je ne m'amuse pas 


In het Frans gaat "ne" voor het voornaamwoord en "pas" na het werkwoord


Slide 19 - Slide

 les verbes pronominaux
Wederkerende werkwoorden zijn de 'zich' werkwoorden

Slide 20 - Slide

Les verbes pronominaux (se laver) se conjuguent TOUJOURS avec ... .
A
être
B
avoir

Slide 21 - Quiz

à deux 
1. voorbereiding : schrijf je ochtendroutine op en gebruik tenminste 4 wederkerende ww . Denk aan : se réveiller/ se lever/ se laver/ se raser/ se maquiller/ se brosser les dents / se doucher/ s'habiller
2. Vertel elkaar je ochtendroutine

Slide 22 - Slide