oefenen voor de toets

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 5

Oefenen voor de toets 

onderdeel woordenschat en taal verkennen

Afspraken 

1. Blijf zitten op je plekje

2. Steek je vinger op als je iets wilt vragen

3. Als ik mijn hand omhoog houd, ben jij stil en luister je naar de juf

4.  Gebruik je fluister-stem 

Waar denk jij aan bij de ruimte?
typ 1 woord

sleep de blauwe vakjes naar het juiste woord

loodzwaar

gewichtloos

astronaut in de ruimte

een kei

water in de ruimte

olifant 

Wat is de betekenis van het woord 'vederlicht'?

1. zonder gewicht
2. heel erg licht
3. heel erg zwaar
4. luchtig

Wat is het tegenovergestelde van het woord 'spontaan'?

bedachtzaam

toestand

Welk plaatje hoort bij de aarde? 

Sleep het woord naar het plaatje.

de aarde

Op welke plaats hoort de komma in de zin?
'Meneer bent u echt een astronaut?'

1. Meneer bent u, echt een astronaut?
2. Meneer bent u echt een, astronaut?
3. Meneer bent u echt, een astronaut?
4. Meneer, bent u echt een astronaut?

Wat zijn de 'twee' zelfstandige naamwoorden in de zin?
'De aarde is de planeet waarop wij wonen'

1. de, planeet
2. waarop, wonen
3. aarde, planeet
4. wij, wonen

Welk woord past in de zin?

sleep het juiste woord naar de zin, de andere woorden sleep je naar het kleine rode vak

Het ....   is het makkelijkst, want dat komt regelmatig terug. 

deze woorden passen niet in de zin

couplet 

toestand

gewichtloos

refrein

bedachtzaam

Wat is het onderwerp in de zin?
'In de tuin staat een raket'

1. de tuin
2. een raket
3. staat
4. in

Naar welk woord verwijst 'ze'?
Mama is bezig, ze heeft geen tijd.

1. bezig
2. heeft
3. tijd
4. mama

Wat ga jij nog extra oefenen voor de toets?

zelfstandige naamwoorden

onderwerp in de zin

komma op de juiste plek

themawoorden