mercredi 3 février

objectifs / doelen
À la fin du cours / Aan het einde van de les...
- ken je een aantal kleuren in het Frans
- kun je een aantal woorden herkennen die te maken hebben met wonen
- weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is en kun je er een aantal herkennen in het Frans

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

objectifs / doelen
À la fin du cours / Aan het einde van de les...
- ken je een aantal kleuren in het Frans
- kun je een aantal woorden herkennen die te maken hebben met wonen
- weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is en kun je er een aantal herkennen in het Frans

Slide 1 - Slide

programme
- Bron F - correction ex.24b kleuren
- Bron G - correction leestekst en ex.26,27
- Bron G - ex.28b, schrijven over hoe je woont
- Bron H - uitleg bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Slide

Bron F - ex.24b. 
Zoek de kleuren bij elkaar. 
Attention! Er staan 2 nieuwe kleuren bij.
jaune
noir
rouge
bleu
vert
blanc
orange
violet
blauw
geel
groen
zwart
rood
wit
oranje
paars

Slide 3 - Drag question

Bron G - correction ex.26,27
On corrige ex.26 et ex.27 ensemble, classicalement.

Slide 4 - Slide

Bron G, ex.28b
Maak de 6 zinnen af en schrijf ze hier volledig op.

Slide 5 - Open question

Bron H - het bezittelijk voornaamwoord
Je kijkt dus naar het woord erachter!

Slide 6 - Slide

Korte quiz (9 questions)
Prends ton livre de textes, à la page 146. 
Gebruik de opzoeklijst om te kijken of een woord mannelijk of vrouwelijk is. 
Kies het juiste woord.

Slide 7 - Slide

1. mijn leeftijd = ... âge
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 8 - Quiz

2. haar kluisje = ... casier
A
son
B
sa
C
ses

Slide 9 - Quiz

3. mijn sieraden = ... bijoux
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 10 - Quiz

4. jouw schoen = ... chaussure
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 11 - Quiz

5. zijn neven = ... cousins
A
son
B
sa
C
ses

Slide 12 - Quiz

6. jouw huiswerk = ... devoirs
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 13 - Quiz

7. haar training = ... entraînement
A
son
B
sa
C
ses

Slide 14 - Quiz

8. mijn vergissing = ... erreur
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 15 - Quiz

9. jouw feestjes = ... fêtes
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 16 - Quiz

devoirs
- faire ex.30 (bezittelijk voornaamwoord)
- apprendre voca ABEFG (FN/NF) + voca H (FN)
- apprendre getallen 0-69 (FN/NF)
- apprendre bron C (FN/NF) + bron H (FN)

Slide 17 - Slide

Noem...
3 dingen die je vandaag hebt geleerd,
2 dingen die je na vandaag nog moet leren,
1 ding dat je nog wilt leren/weten.

Slide 18 - Open question