5 C + D

Chapitre 5A
Chapitre 5C + 5D grammaire


Prends iPad en ton livre
(pas ouvrir)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Chapitre 5A
Chapitre 5C + 5D grammaire


Prends iPad en ton livre
(pas ouvrir)

Slide 1 - Slide

Les buts 5 C+D Lire
Donderdag 1 juni is de SO chapitre 5!!

Faire aujourd'hui:
-Je kunt het delend lidwoord gebruiken
- Phrases-Clés C (page quarante-deux)
- grammaire D (page vingt-deux et vingt-quatre)
- Toi-même: 15abcde, 16cd, 17, 18 (18 kiezers)

Slide 2 - Slide

Wat is een delend lidwoord?
Als er in het Nederlands geen lidwoord of geen getal staat voor het zelfstandig naamwoord, dan komt er in het Frans een delend lidwoord (du, de la, de l', des) vóór het zelfstandig naamwoord. "Du of de l'.." voor mannelijke woorden. "De la.. of de l'.." voor vrouwelijke woorden.

Bijv. Je prends du thé  = ik neem thee.


Slide 3 - Slide

Delend lidwoord: als je in het NL geen lidwoord gebruikt
mannelijk zelfst. nw. 
du
vrouwelijk zelfst. nw. 
de la
meervoud
des 
zelfst. nw begint met klinker of h 
de l' 
 Waar ken je deze van?

Slide 4 - Slide

Exemples 
 J'ai pris du café
Ik heb koffie genomen
Je mets de la confiture sur mon pain
Ik doe jam op mijn brood
Je voudrais de l'eau
Ik zou graag water willen
Je mange toujours des croissants
Ik eet altijd croissants

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je alleen "de of d'..'?
Na een hoeveelheidswoord: dan gebruik je "DE" 
-Deux kilos de légumes (2 kilo groenten), deux litres de vin (2 liter wijn)

- Ook woorden zoals: beaucoup de.., une bouteille de.., un verre de.., un peu de, trop de...., un paquet de...., etc. (let op; hier gebruik je geen "du", etc, maar alleen "de")




Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je alleen "de of d'..'?
beaucoup d'enfants (veel kinderen)
une bouteille de vin (een fles wijn)
un verre d'eau (een glas water) LET OP: ik wil water = je voudrais de l'eau
un peu de sel (een beetje zout)
trop de poivre (te veel peper)
un paquet de vêtements (een pakketje kleren)
le jus d'orange (sinaasappelsap)
let op; hier gebruik je geen "du", etc, maar alleen "de"




Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je alleen "de of d'..'?
Na een ontkenning:
-Je ne mange pas de croissants (ik eet geen croissants)
-Je ne mange jamais de croissants (ik eet nooit croissants)





Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je geen "de of d'..'?
-bij een GETAL

Als er een getal staat gebruik je geen delend lidwoord of de/d' !
Exemple: je voudrais trois tomates. 





Slide 9 - Slide

Aimer, préférer, adorer en détester



Bij "aimer, préférer, adorer en détester" komt altijd een lidwoord voor het znw.
Ook bij ontkenning!!
- J'aime le thé (ik houd van thee), mais je n'aime pas le café (maar ik houd niet van koffie)
- J'adore les chiens (ik ben dol op honden)
-Je déteste les devoirs (ik heb een hekel aan huiswerk)


aimer
houden van
préférer
voorkeur geven aan/hebben voor
adorer
dol zijn op
détester
een hekel hebben aan

Slide 10 - Slide

Samenvatting delend lidwoord
Je gebruikt het delend lidwoord (du, de l', de la en des): 
-als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt (j'ai pris du café)
Je gebruikt de of d' na:
- een ontkenning (je ne mange pas de viande)
-na een hoeveelheid (un kilo de pommes, un verre d'eau)
-Niet bij een getal: quatre pommes, sept bananes
-Na aimer, détester, préférer en adorer wel een lidwoord, ook na ontkenning. ( j'aime le poisson, mais je n'aime pas la viande)

Slide 11 - Slide

Open je iPad; we gaan oefenen

Slide 12 - Slide

Ils mangent .............. pizzas!

A
de la
B
du
C
des
D
de l'

Slide 13 - Quiz

Je déteste ............ oranges?
A
des
B
de
C
les
D
le

Slide 14 - Quiz

Vertaal: Tu bois souvent du coca?

Slide 15 - Open question

welk delend lidwoord?
J'achète une bouteille ....... jus d'orange.

Slide 16 - Open question

Welk delend lidwoord?
Elle ne mange pas ......... viande.

Slide 17 - Open question

Welk delend lidwoord?
Mon frère adore ........ chocolat.

Slide 18 - Open question

Welk delend lidwoord?
Je voudrais ...... eau

Slide 19 - Open question

Qu'est-ce que tu manges au petit déjeuner? Je mange......

Slide 20 - Open question

Et qu'est-ce que tu bois au petit déjeuner? Je bois.....

Slide 21 - Open question

Faire
-Nakijken: 11a

- Toi-même: 15abcde, 16cd, 17, 18 (18 kiezers)
-Leren phrases-clés C en G

Slide 22 - Slide