E-Unit 3C

Week 13 - March 23-27
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides.

Items in this lesson

Week 13 - March 23-27

Slide 1 - Slide

Learning aim
I can use a variety of adjectives
Ik kan verschillende bijvoegelijke naamwoorden gebruiken.

Slide 2 - Slide

Review previous lesson
Please, describe the  picture of the next slide, write 7 sentences and use the given verbs and mail your word document to bhk@driestarcollege.nl
Example: What are they doing? What is he/she doing? 
Lucy is dancing

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Unit 3E - Word skills
Adjectives (= bijvoegelijke naamwoorden)
opposites ( = tegenstellingen)

Slide 5 - Slide

SB page 35 - ex. 1
Speaking exercise 1: use the verbs ( werkwoorden) and nouns ( zelfst. nw.)to describe the picture.
  • Dit is een spreekopdracht maar in dit geval kun je of videobellen via facetime of whatsapp met een klasgenoot en de opdracht doen.
  • Wanneer dit niet lukt, probeer het met iemand thuis te bespreken.
  • Of kies er 4 woorden  uit en beschrijf de foto en schrijf dit op.

Slide 6 - Slide

Designer label

Slide 7 - Slide

SB page 35 - ex. 2 
Lees de onderstaande praatwolkjes en beantwoord deze vragen: 

a. Welke persoon heeft niet genoeg geld om merk labels te kopen?
b. welke persoon draag iets dat niet veel kost?
c. welke persoon wil altijd weten waar de kleding vandaan komt voordat zijn het koopt?
d. welke persoon maakt zelf kleding?

Slide 8 - Slide

SB page 35 - ex. 3 vocabulary
Schrijf de gemarkeerde bijvoegelijke nw. op uit de praatwolkjes en combineer het juiste bijv. nw. ( common adjectives) met de tegengestelde betekenis. 
example:
good - bad

Slide 9 - Slide

SB page 35 - ex. 4 word game
Je kunt de bijv.n.w uit lesje 2+3 op kaartjes schrijven en er een woordspelletje van maken om de tegenovergestelde woorden te leren. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Learn this !
Negative prefix (= voorvoegsel)
ex. 5 -Read Ryan's paragraph.
a. schrijf een bijv.nw. op met un-
b. schrijf een bijv.nw. op dat ontkennend gemaakt kan worden met un-

Slide 12 - Slide

SB page 35 - ex. 6
Herschrijf de zin zodat het een tegengestelde betekenis krijgt. Use wordlist 3E to find the correct words.
Example
1. expensive - cheap
2. terrible - 

Slide 13 - Slide

Vwo students 
SB page 35 - ex. 7
Use the adjective from ex. 2+3 to complete the sentences.
Write the answers in your notebook. 

Slide 14 - Slide

Homework March 23 -27
  • Study wordlist 3A,3C.3E
  • Havo WB page 34: ex. 1,2,3,4
  • Vwo WB page 34: ex. 1,2,3,4, 6

Slide 15 - Slide

Answers SB page 35

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Answers ex. 3

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

 Answers homework week 13
answers ex. 1
1. good
2. awful
3. different
4. difficult
5. expensive
6. true

7. fantastic
8. low
9. new
10. wrong
11. safe
12. large

Slide 23 - Slide

WB page 34 - answers ex. 2
1. safe
2. expensive
3. high
4. right
5. different
6. difficult
7. true

Slide 24 - Slide

 WB page 34 - answers ex. 3
1. friendly
2. kind
3. happy
4. tidy
5. usual
6. necessary
7. comfortable

Slide 25 - Slide

WB page 34 - answers ex. 4
1. an uncomfortable chair
2. an untidy room
3. an unusual flower
4. an unhappy child
5. an unfriendly boy

Slide 26 - Slide

Vwo - answers ex. 6
1. awake - asleep
2. late - early
3. beautiful - ugly
4. thick - thin
5. near - far
6. soft - hard

Slide 27 - Slide

The end
How did you do? 
Do you need extra instruction? Let me know. 

Slide 28 - Slide