S2 HV GS - H5 herhaling 2.0

Herhalen lesstof repetitie H.5
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalen lesstof repetitie H.5

Slide 1 - Slide

Het hoofdstuk Fabrikanten en arbeiders hoort bij de Tijd van Burgers en Stoommachines.

Welke jaartallen horen bij dit tijdvak?
(1 punt)
A
1700-1800
B
1750-1850
C
1800-1850
D
1800-1900

Slide 2 - Quiz

industrialisatie
sociale kwestie

Slide 3 - Drag question

Voor industrialisatie
Na industrialisatie
modern imperialisme
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
windkracht, waterkracht
Steden ontstaan

Slide 4 - Drag question

Er worden verschillende revoluties genoemd om de ontwikkelingen in deze tijd te beschrijven.
Welke 2 revoluties ken jij? Noem deze 2 revoluties

Slide 5 - Open question

Welke uitvinding zie je op de afbeelding?
A
Stoommachine
B
Waterframe
C
Spinning Jenny
D
Schietspoel

Slide 6 - Quiz

Bij welke ontwikkeling past deze grafiek. Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open question

Hoofdstuk 5 gaat over fabrikanten en arbeiders, daar ontstaan veel problemen.
Noem 2 voorbeelden van deze problemen.

Slide 8 - Open question

Waar werden fabrieken niet gebouwd?
A
Rivieren
B
Steden
C
Platteland
D
Spoorwegen

Slide 9 - Quiz

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 10 - Quiz

Ingrijpende verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines
A
Industrialisatie
B
Industrie
C
Industriële revolutie
D
Industriële samenleving

Slide 11 - Quiz

Waar begon de Industriële Revolutie?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Groot-Brittannië
D
Spanje

Slide 12 - Quiz

De industriële revolutie begon daar omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 13 - Quiz

Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 14 - Quiz

Industriële Revolutie
wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie

Slide 15 - Quiz

De industriële revolutie begon daar omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
Zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
Er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 16 - Quiz

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 17 - Quiz

Wat is geen gevolg van de industriële revolutie
A
Modern Imperialisme
B
Urbanisatie
C
Sociale Kwestie
D
Landbouwrevolutie

Slide 18 - Quiz

Spotprent:
Wat zie je? beschrijf 3 beeldelementen

Slide 19 - Open question

Wat zie je op deze spotprent?

Slide 20 - Open question