KUBV - Havo 4 - periode 2 - laatste les

Leg je 
Ipad dicht,
tekstboek
en werkboek 
op tafel
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Kunst algemeenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leg je 
Ipad dicht,
tekstboek
en werkboek 
op tafel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide



Hoofdstuk 8
Vorige les - deadline
Cultuur van het moderne
Eerste helft twintigste eeuw



Maak het kunstwerk af 
& analyse dat past bij Cultuur van het moderne




Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij een 
passend kunstwerk maken en dit onderbouwen


Ook inleveren foto van kunstwerk en analyse op de ELO:
Beeldende opdracht thema 2 - periode 2 (H4kubvpo2) (kunstwerk en analyse)

Slide 3 - Slide


Theorieles - kunsthistorische context
Herhaling begrippen


Vandaag
Voorkennis - herhalen



Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 4 - Slide


Formatieve toets 
Cultuur van het moderne & massacultuur


Volgende les
Voorkennis - herhalen


Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de massacultuur vanaf 1950, de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 5 - Slide


Theorieles - kunsthistorische context
Herhaling begrippen


Vandaag
Voorkennis - herhalen



Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 6 - Slide

Instructie
Stijl =
de betekenis gegeven die wordt gekenmerkt door een tijdsperiode
Zo worden bijvoorbeeld de 19e en 20e eeuw bestempeld als modern. En de periode na 1945 als postmodern

BAROK (1600-1750)
DE ROMANTIEK (1790-1850)
REALISME (1830-1875)
IMPRESSIONISME (1875-1910)
POINTILISME (1885-1900)
SYMBOLISME (1888-1896)
JUGEND STILL & 
ART Nouveau (1880-1914)
KUBISME (1907-1914)

Slide 7 - Slide

Instructie
Stromingen =
 een (kunst)fase die kenmerkend is voor een bepaalde groep, periode en plaats in de kunstgeschiedenis Kenmerken van de kunststromingen zijn gelijkwaardige stijlen en ideeën in de culturele ontwikkeling Kunststromingen kunnen overvloeien in een of meerdere andere stromingen

Middeleeuwse kunst
romaanse kunst (1000-1200) 
Renaissance (1400-1600) 
vroegrenaissance (ca 1400 - 1500) 
Barok (1600 - 1750)
Rococo (1720 - 1775)
Classicisme (1750 - 1850)
Romantiek (1800 - 1848) 
Neo-Romanticisme (1915 - 1950)
Realisme (1830 - 1870) 
Impressionisme (1860 - 1890

Slide 8 - Slide

Instructie
De context = 
De totale omgeving waarin iets zijn betekenis krijgt

Kunsthistorische context =
Gemotiveerde doeleinden ontstaan ​​meestal vanuit de historische context van het kunstwerk. Deze context bestaat uit een veelheid aan verschillende factoren, waaronder de sociale, politieke, economische en culturele omstandigheden van die periode; de ​​opdrachtgevers van de kunstenaar; en het beoogde publiek van de kunstenaar 

Slide 9 - Slide

Wat is stijl?

Slide 10 - Open question

Wat zijn stromingen?

Slide 11 - Open question

Wat is (kunsthistorische)context?

Slide 12 - Open question

Wat is 3D-animatie?

Slide 13 - Open question

Wat is absolute muziek

Slide 14 - Open question

Wat is abstract

Slide 15 - Open question

Wat is abstract expressionisme

Slide 16 - Open question

Wat is absurdistisch theater

Slide 17 - Open question

Wat is blues?

Slide 18 - Open question

Wat is boogiewoogie?

Slide 19 - Open question


Theorieles - kunsthistorische context





Hoofdstuk 8
Vandaag
Cultuur van het moderne
Eerste helft twintigste eeuw



Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 20 - Slide

Opdracht 18:
Naast bewondering - deze film is een inspiratiebron voor latere videoclips - is er ook veel kritiek op deze korte film. De film wordt door een aantal critici racistisch en vrouwonvriendelijk genoemd. Geef voor beide punten van kritiek een argument

Slide 21 - Open question



Opdracht 19: Veel beeldende kunst in de eerste helft van de twintigste eeuw wordt abstract. Noem twee aspecten van abstracte beeldende kunst die aansluiten bij het modernisme.
Lees pagina 178-187 in je tekstboek

Slide 22 - Open question

Opdracht 20: Bekijk: V817. Buster Keaton komt uit de wereld van variéte -shows. zijn films zitten nog vol met voor het publiek herkenbare stunts en pantomime. Verklaar voor zowel stunts als pantomime waarom deze ook goed aansluiten bij de stijl van de vroege film.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Video

Opdracht 20: Bekijk: V817. Buster Keaton komt uit de wereld van variéte -shows. zijn films zitten nog vol met voor het publiek herkenbare stunts en pantomime. Verklaar voor zowel stunts als pantomime waarom deze ook goed aansluiten bij de stijl van de vroege film.

Slide 25 - Open question

Opdracht 21: Bekijk V818, V819, V20 en 826 Beschrijf op welke wijze Walter Rutterman, Ferdinand Léger, George Antheil en Hannah Höch in hun werk 'montage' toepassen.

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Opdracht 21: Bekijk V818, V819, V20 en 826 Beschrijf op welke wijze Walter Rutterman, Ferdinand Léger, George Antheil en Hannah Höch in hun werk 'montage' toepassen.

Slide 30 - Open question

Opdracht 22: Swing; vooral populair als dansmuziek. Charleston en Lindy hop zijn voorbeelden van deze swing-dans. Bekijk: V822, dit is een fragment uit de speelfilm Helzapoppin, waarin professionele dansers optreden. Dit fragment een beeld hoe Lindy hop door het gewone publiek werd gedanst.
Leg aan de hand van twee aspecten van deze dans uit, waarom hij als onzedelijk gezien werd?

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Video

Opdracht 22: Swing; vooral populair als dansmuziek. Charleston en Lindy hop zijn voorbeelden van deze swing-dans. Bekijk: V822, dit is een fragment uit de speelfilm Helzapoppin, waarin professionele dansers optreden. Dit fragment een beeld hoe Lindy hop door het gewone publiek werd gedanst.
Leg aan de hand van twee aspecten van deze dans uit, waarom hij als onzedelijk gezien werd?

Slide 33 - Open question

Opdracht 23: Futurisme is een stroming in de kunsten die tussen 1909 en 1925 vooral in Italië flink aan de weg timmert. Noem drie algemene kenmerken van het futurisme.

Slide 34 - Open question


Formatieve toets 
Cultuur van het moderne & massacultuur


Volgende les
Voorkennis - herhalen


Doel: Ik kan kunsthistorische context herkennen van de massacultuur vanaf 1950, de cultuur van het moderne, eerste helft van twintigste eeuw en hierbij antwoord geven op de gestelde vragen


Slide 35 - Slide