Les connecteurs version 2

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden

Doelen:
1) Franse signaalwoorden opfrissen en...
2) ... waarom opfrissen?



1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden

Doelen:
1) Franse signaalwoorden opfrissen en...
2) ... waarom opfrissen?



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Zet hier 3 Nederlandse
signaalwoorden neer.
Hint/voorbeeld: ''echter''

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Je werkt voor NRC Next en schrijft een artikel over (...). Waarom zou je signaalwoorden gebruiken in dat artikel?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Zet hier 3 Franse signaal-
woorden neer

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Les connecteurs dans des phrases
1) bepaal het verband dat het Franse signaalwoord aangeeft
- in 3 zinnen
-* doel ook: welke verbanden zijn er nog maar?

2) bepaal welk Franse signaalwoord je in moet vullen om de zin af te maken.
- in 3 zinnen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1 Welk verband?
''Je n'aime pas du tout les filles, car elles parlent
trop''
A
reden
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

2 Welk verband?
''Mets d'abord les oeufs dans un bol, puis bats-les avec un fouet.''
A
reden
B
conclusie
C
opsomming

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

3 Welk verband?
''Les Français parlent très vite, il est donc difficile de les comprendre.''
A
reden
B
conclusie
C
tegenstelling

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 9 - Quiz

Vraag na elk antwoord waarom dat signaalwoord past.

Welk verband zie je tussen de zinnen?
Welk verband drukt het signaalwoord dus uit?
Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht in groepjes
Pak tekst 6 van de examenbundel erbij. Lees deze minimaal tot en met alinea 2. Sneller klaar? Lees ook alinea 3 en 4.
- Haal uit elke alinea zoveel signaalwoorden als je kunt vinden.
- Vertaal elk signaalwoord naar het NL
- Schrijf op welk tekstverband het signaalwoord uitdrukt
- Je moet tekstverband bij het signaalwoord uit kunnen leggen

Deel na ong. 5 minuten de gevonden signaalwoorden + verbanden met.
timer
8:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welk signaalwoord staat in de vraag hieronder? En naar welk Frans
signaalwoord ga je in de alinea zoeken?
''«Enfin, du ... mal vues.» (eerste zin van de laatste alinea) Waarom is dat het geval volgens de laatste alinea? ''

Slide 13 - Open question

This item has no instructions