GL chapitre 6 - Tous champions! 1 - 1er cours

1 / 20
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Objectifs
Aan het einde van de les 

  • weet je dat je in de toetsweek een toets leesvaardigheid krijgt en weet je wat je kunt doen om je daarop voor te bereiden
  • weet je wat de weektaak is
  •  heb je kennis gemaakt met nog een land waar Frans gesproken wordt
  • heb je de Franse vertaling geleerd van een aantal belangrijke sporten



Slide 2 - Slide

PTV05 leesvaardigheid
(Zie planning Grandes Lignes)
Réviser (= herhalen):
  • vocabulaire chapitre 3, 5, 6
  • phrases-clés chapitre 3, 5, 6
  • les nombres 0-2000
  • les jours de la semaine (dagen van de week)
  • les mois de l'année (de maanden)
  • les horaires (de kloktijden)
  • les prépositions (de voorzetsels)
  • les couleurs (de kleuren)
Apprendre (= leren):
  • vocabulaire luistertoets + leestoets (zie bron in Its)
Faire (= maken)
  • Extra lezen chapitre 3 + 5 + 6

Slide 3 - Slide

Weektaak
(Zie planning Grandes Lignes)
Réviser (= herhalen):

  • les verbes être (=zijn) + avoir (=hebben) + aller (=gaan)
Apprendre (= leren):
  • grammaire C (le verbe faire = maken, doen)
  • vocabulaire A+B
Faire (= maken)
  • Intro 1, 2, 3
  • Bron A  4, 5, 6, 7 + slim stampen A
  • Bron B  8, 9, 10, 11, 12 + slim stampen B
  • Bron C révise + 13, 14, 15

Slide 4 - Slide

In welke landen wordt Frans gesproken?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Welke woorden over sporten verwacht jij te gaan leren in dit hoofdstuk?

Slide 18 - Mind map

Au travail
(Zie planning Grandes Lignes)
Réviser (= herhalen):

  • les verbes être (=zijn) + avoir (=hebben) + aller (=gaan)
Apprendre (= leren):
  • grammaire C (le verbe faire = maken, doen)
  • vocabulaire A+B
Faire (= maken)
  • Intro 1, 2, 3
  • Bron A  4, 5, 6, 7 + slim stampen A
  • Bron B  8, 9, 10, 11, 12 + slim stampen B
  • Bron C révise + 13, 14, 15

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video