§2.2 Meer dan een kracht - veren

§2.2 Meer dan een kracht


- Neem plaats op je eigen plek
- Pak je iPad voor LessonUp
- Pak je rekenmachine
- Ben stil wanneer iemand anders praat
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

§2.2 Meer dan een kracht


- Neem plaats op je eigen plek
- Pak je iPad voor LessonUp
- Pak je rekenmachine
- Ben stil wanneer iemand anders praat

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

2.2.1 Je kunt de symbolen van krachten benoemen.

2.2.3 Je kunt de veerconstante van een veer bepalen.

Slide 2 - Slide

Symbolen
Kracht > altijd omschreven met het symbool F

Elke kracht heeft zijn eigen (lager geschreven) letter

Fv                 F                F                 Fres

Slide 3 - Slide

Veerkracht
Als je een massa aan een 
veer hangt rekt hij uit.
Als je er steeds meer 
aanhangt rekt de veer 
steeds verder uit

Slide 4 - Slide

Veerkracht
Met een massa van 100g
zie je dat de kracht steeds
met 1,0 N toeneemt.

Zo tonen we aan dat de 
uitrekking recht evenredig
is met de kracht

Slide 5 - Slide

Veerkracht
Een recht evenredig verband
zal zorgen voor een grafiek 
met een rechte lijn

Slide 6 - Slide

Veerkracht
Omdat de uitrekking recht evenredig is met de kracht krijg je steeds hetzelfde antwoord als je de kracht deelt door de uitrekking. De veerconstante C is dan ook altijd hetzelfde voor een veer. 

Slide 7 - Slide

Veerkracht
Hierin is:

• C de veerconstante in newton per meter (N/m);
• F de kracht die aan de veer trekt in newton (N);
• u de uitrekking van de veer in meter (m).

Een veer  C = 200N/cm is dus stugger dan een met C = 2N/cm




Slide 8 - Slide

Veerkracht - Voorbeeld
Hierin is:

Een veer is 23,2 cm lang als er niets aan hangt, en 31,8 cm als er een gewichtje van 250 g aan hangt.

Bereken met deze gegevens de veerconstante van de veer.




Slide 9 - Slide

Veerkracht - Voorbeeld
Hierin is:

u = 31,8 − 23,2 = 8,6 cm
m = 250 g = 0,25 kg

Fz = m ∙ g = 0,25 × 9,8 = 2,45 N




C = ?

Slide 10 - Slide

SO Krachten rekenen
Verplaatst naar donderdag 20 februari (volgende week)

Slide 11 - Slide

SO
Je kent de volgende soorten krachten:
- spierkracht
- veerkracht
- spankracht
- magnetische kracht
- zwaartekracht
- normaalkracht

Slide 12 - Slide

SO
Fz = m ∙ g

Hierin is:
• Fz de zwaartekracht in newton (N);
• m de massa in kilogram (kg);
• g de sterkte van de zwaartekracht in newton per kilogram (N/kg). Op aarde is de waarde van g 9,8 N/kg.



Slide 13 - Slide

SO
Je kan krachten tekenen:

- Als er een krachtenschaal gegeven wordt
- En als je zelf een krachtenschaal moet bedenken

Slide 14 - Slide

SO
Je weet hoe je krachten in
evenwicht moet tekenen

Als een voorwerp stil staat is
de zwaartekracht en normaal
kracht gelijk.

Slide 15 - Slide

SO
Je weet hoe je krachten in
evenwicht moet tekenen

In dit geval hangt de zak aan een 
veer. Dan is de veerkracht gelijk aan
de zwaartekracht als de zak stil 
hangt. 

Slide 16 - Slide

SO
Je kan de resulterende kracht berekenen: in een lijn.

Slide 17 - Slide

SO
Je kan de resulterende kracht berekenen: in willekeurige richting

Slide 18 - Slide