P3-7 HC Bouwtermen




Welkom
1 / 26
next
Slide 1: Slide
HCMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson




Welkom

Slide 1 - Slide

Hoe kom je binnen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Welke bouwkundige termen kennen jullie?

Slide 3 - Mind map

Veel gebruikte afkortingen
  • BRL – Beoordelings richtlijn
  • In een BRL word omschreven aan welke technische en organisatorische eisen een organisatie/product moet voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat.
  • CAR-verzekering - Construction All-Riskverzekering
  • Een CAR-verzekering is een tijdelijke verzekering die wordt afgesloten bij de (ver)bouw van een gebouw. De CAR-verzekering kan zowel door de aannemer als door de opdrachtgever worden afgesloten. De CAR-verzekering biedt tijdens de bouw dekking voor beschadiging van het werk.
  • EPC – Energie Prestatie Coëfficiënt  BENG
  • EPC was een index over hoe energiezuinig een nieuwbouwwoning is. Deze is vervangen door BENG Bijna Energie Neutrale Gebouwen

Slide 4 - Slide

Veel gebruikte afkortingen
  • HWA – Hemel Water Afvoer
  • NAP – Normaal Amsterdams Peil
  • Het NAP is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gedaan. Een NAP-niveau van 0 meter is gelijk aan het gemiddelde zeeniveau.
  • NEN – Nederlandse Norm
  • Een norm is een afspraak die marktpartijen met elkaar gemaakt hebben over de kwaliteit en veiligheid van hun diensten, producten en processen.
  • UAV - voor Uniforme Administratieve Voorwaarden
  • Voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken. De UAV kan worden toegepast op een contract of aannemingsovereenkomst in de bouw en regelt de contractverhouding tussen de opdrachtgever en aannemer.

Slide 5 - Slide

Veel gebruikte afkortingen
  • WBDBO - Weerstand tegen Brand- Doorslag en Brand – Overslag
  • komt uit een NEN voor brandveiligheid

Slide 6 - Slide

Hout
  • BINT
  • Een ander woord voor draagbalk
  • Hart op hart
  • Boeiboord 
  • Overstek 
  • Fineer 
  • Dunne geschilde bladen hout

Slide 7 - Slide

Termen van de werkvoorbereiding
  • Bestek 
  • Omschrijving van uit te voeren (bouw)werk. In het bestek staan ook de van toepassing zijnde administratieve, juridische en technische bepalingen, de materialen en de uitvoeringswaarden. Het bestek bestaat naast deze technische omschrijving uit bestektekeningen. Deze twee samen vormen de basis van het contract tussen de opdrachtgever en de aannemer. Het bestek is dus bindend

  • Stelpost 
  • Onderdeel van de begroting dat nog niet exact vastgesteld kan worden. Dit is bijvoorbeeld bij een keuken.

Slide 8 - Slide

Termen van de werkvoorbereiding
  • Onderaannemer  
  • Aannemer die in opdracht van een hoofdaannemer een bepaald onderdeel van de verbouwing voor zijn rekening neemt. Denk bijvoorbeeld aan een dakdekker of schilder.
  • Meerwerk: 
  • Extra werk voor de aannemer dat van tevoren niet is begroot.
  • Minderwerk: 
  • Werk dat wel is begroot maar tijdens de uitvoering komt te vervallen.

Slide 9 - Slide

Termen in de ontwerpfase
  • Aantrede:
  • Het horizontale gedeelte van een traptrede.
  • Beukmaat:
  • De breedte van een woning.
  • Bouwbesluit:
  • Is een regeling die aangeeft wat de minimale technische eisen zijn waaraan (nieuwe en bestaande) bouwwerken moeten voldoen. In het bouwbesluit staan bijvoorbeeld zaken als de minimale breedte van deuren, de brandwerendheidseisen van gebouwen of de afmetingen van vertrekken. Er wordt pas een bouwvergunning uitgegeven als aangetoond is dat er voldaan is aan het bouwbesluit.

Slide 10 - Slide

Termen in de ontwerpfase
  • Dagmaat:
  • De binnenmaat van een opening van bijvoorbeeld een raam of deurkozijn.
  • Domotica:
  • Is een verzamelnaam voor alle elektronica in een woning of gebouw. Het doel van domotica is door middel van integratie van elektronica in woningen een betere kwaliteit van wonen en leven te realiseren.
  • Natte cel:
  • Bouwkundige benaming voor een badkamer.
  • Nulwoning/energieneutrale woning:
  • Is een woning die evenveel energie oplevert als dat hij verbruikt. De energieopwekking kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden met zonnecellen, windturbines en warmtepompen.

Slide 11 - Slide

Termen in de ontwerpfase
  • Optrede:
  • Hoogteverschil tussen de bovenzijde van twee treden van een trap.
  • Panieksluiting:
  • Een sluiting die op de binnenkant van een dubbele deur is bevestigd en door druk op een horizontale stang kan worden geopend. Als er in paniek tegen de deuren, dus stang, wordt gedrukt open de deuren vanzelf.
  • Peil:
  • Bovenkant begane grond vloer. Dit is het uitgangspunt voor de hoogtemaatvoering.
  • Plenum:
  • Is de ruimte tussen de plafond en het verlaagd plafond of de vloer en de verhoogde vloer.

Slide 12 - Slide

Termen in de ontwerpfase
  • Rooilijn:
  • Grens tot waar gebouw mag worden.
  • Welstand:
  • Heeft betrekking op de mate waarin een bouwplan architectonisch past in de omgeving. Bouwplannen worden hierop getoetst door de welstandscommissie. De criteria waarop wordt getoetst worden vastgelegd in de welstandsnota.

Slide 13 - Slide

Dak gerelateerde termen
  • Afschot: 
  • Het ligt af laten lopen van een platdak, goot, terras, balkon ect. om te zorgen voor afwatering.
  • Daktrim: 
  • Aluminiumprofiel op een dakrand dat meestal gebruikt wordt als afwerking.
  • Gording: 
  • Oorspronkelijk houten ligger, aangebracht in de lengterichting van een kap.







Slide 14 - Slide

Dak gerelateerde termen
  • Hoekkeper: 
  • De uitwendige hoek tussen twee dakschilden.
  • Kilkeper: 
  • De inwendige hoek tussen twee dakschilden.
  • Kraal: 
  • Buitenkant van een zinken goot.
  • Verholen goot: 
  • Onder de dakbedekking liggende en derhalve vrijwel onzichtbare goot.






Slide 15 - Slide

Metsel termen
  • Dilatatie: Ontworpen voeg om uitzetting en krimp tussen bouwdelen op te vangen.
  • Driekiezoor: Een driekwart metselwerk. (rode stenen in afbeelding)
  • Ezelsrug: Een omgekeerde V van metselwerk boven op bijvoorbeeld tuinmuren.
  • Halfsteensmuur: Muur van dezelfde dikte als de halve lengte van een metselsteen
  • Keermuur: Muur om de druk van een hoger gelegen bodem te weerstaan.







Slide 16 - Slide

Metsel termen
  • Latei: Balkvormig element van hout, steen of ijzer dat boven een opening in een in een wand zit om het bovenliggende muurwerk te dragen.





Slide 17 - Slide

Metsel termen
  • Schoon werk: 
  • Zorgvuldig afgemaakt metselwerk, bestemd in het zicht te komen.
  • Spouwmuur: 
  • Muur die bestaat uit twee evenwijdige lagen metselwerk gescheiden door een luchtruimte (spouw).
  • Te lood: 
  • Honderd procent recht.





Slide 18 - Slide

Beton en ruwbouw termen
  • Bouwraam: Een stelsel van waterpas aangebrachte planken waarbinnen een bouwwerk gemaakt moet worden.
  • Bekisting: (tijdelijke) constructie om betonspecie in de gewenste vorm hard te laten worden.
  • Betonrot: Is een term die gebruikt voor de schade aan gewapend beton. Betonrot tast de sterkte van het beton aan en komt vaak voor aan het einde van de levensduur van het beton of door het verkeerd detailleren.






Slide 19 - Slide

Beton en ruwbouw termen
  • Casco: Het skelet van een gebouw.
  • Fundering op staal: Fundering die rechtstreeks op de draagkrachtige laag wordt aangebracht (dus zonder behulp van bijvoorbeeld palen).
  • Paalfundering: Een fundering die met behulp van palen naar de draagkrachtige laag rijkt. Deze manier van fundering wordt toegepast als de draagkrachtige laag diep ligt.






Slide 20 - Slide

Beton en ruwbouw termen
  • Raveelbalk: Dwarsbalk die de draagbalken rondom een vloeropening opvangt bij bijvoorbeeld een trapgat of vide.
  • Schacht: Een verticale open verbinding binnen een gebouw. Een schacht wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het herbergen van leiding en kabels maar ook voor een lift.






Slide 21 - Slide

Grondonderzoek
  • Maaiveld: 
  • Hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
  • Sonderen: 
  • Een grondonderzoek waarbij de draagkracht van de grond wordt bepaald.
  • Grondwaterstand of grondwaterpeil 
  • Is het peil van het water dat zich in de bodem bevindt.

Slide 22 - Slide

Overige termen
  • Aanslag: Ook wel naald genoemd is het gedeelte van de stijl en de dorpel, waartegen een deur of draaiend raam sluit en waarbij de sponning aansluit.
  • Asbest: Is een natuurlijk product wat verwerkt werd in bouwmaterialen. Tegenwoordig wordt het niet meer gebruikt omdat bij beschadiging van producten met asbest asbestvezels vrijkomen die bij inademing erg slecht zijn voor de gezondheid.
  • Broekstuk: Kan verschillende betekenissen hebben. 1) Verbindingsstuk tussen twee delen van een goot dat uitzetting door temperatuurverschillen mogelijk maakt. 2) Dakpan voor een punt waar verschillende dakvlakken samenkomen. 3) Hulpstuk op de splitsing van een buisleiding.









Slide 23 - Slide

Overige termen
  • Onderhoudsplan: Is een lange termijnplan voor het uitvoeren van noodzakelijk onderhoud aan gebouwen, terreinen en installaties.
  • RC-waarde: Is een waarde die samenhangt met de warmteweerstand. Hoe lager deze weerstand, hoe beter dit materiaal warmte geleid. Hoe slechter een materiaal warmte geleid hoe beter isolerend.







Slide 24 - Slide

Hoe ga je weg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Wat vonden jullie van de les?
0100

Slide 26 - Poll