H3 par. 3.4 Napoleon

Memo havo 2
H3. De tijd van pruiken en revoluties
De Franse Revolutie
par. 3.4 Napoleon
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Memo havo 2
H3. De tijd van pruiken en revoluties
De Franse Revolutie
par. 3.4 Napoleon

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom koningen in andere landen de Franse revolutie een bedreiging vonden.
  • Je kunt uitleggen waarom het leger steeds belangrijker werd in Frankrijk.
  • Je kunt belangrijke eigenschappen noemen van het bestuur door Napoleon.
  • Je kunt beschrijven hoe Napoleon een Europees rijk veroverde en dat ook weer verloor.
  • Je kunt uitleggen welke gevolgen Napoleons bestuur voor Nederland had.
  • Je kunt uitleggen welke ideeën van de Franse Revolutie Napoleon over Europa verspreidde.
  • Je kunt uitleggen welke Nederlandse staten er na de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstonden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Bange koningen
Franse revolutie zorgde voor grote veranderingen in Frankrijk.
Andere koningen in Europa waren hierdoor ongerust.
  • Bang dat hun onderdanen ook vrijheid en gelijkheid wilden.
  • In bijna alle landen hadden de geestelijkheid en adel voorrechten.


Slide 5 - Slide

Bange koningen
Fransen waren bang dat andere landen Frankrijk binnen zouden vallen om een einde aan de revolutie te maken.

1792 Frankrijk raakt in oorlog met Oostenrijk en Pruisen. 
Later ook met Engeland, Spanje, Portugal en de Republiek. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Bange koningen
Volk was ontevreden:
- Door de oorlogen was er onrust in Frankrijk. 
  • Voedselprijzen stegen
  • Belastingen werden steeds verhoogd
- Politieke conflicten: sommige mensen wilden weer een koning, anderen wilden juist meest macht voor het volk.

Onrust zorgde voor opstanden.  Leger werd hierdoor steeds belangrijker. 

Slide 8 - Slide

Napoleon
In 1799 greep Napoleon Bonaparte de macht in een staatsgreep.

Hij was een succesvolle generaal,  behaalde grote overwinningen en werd daardoor enorm populair.

Staatsgreep = Plotselinge overname van de macht, vaak met hulp van het leger.

Slide 9 - Slide

Napoleon
Napoleon  maakte van Frankrijk een dictatuur. Hij werd een dictator.
  • Alleen Napoleon had de macht.
  • Burgers hadden geen invloed op bestuur.
  • Napoleon maakte wetten, liet ze uitvoeren en benoemde rechters.
  • Hij besliste over oorlog en vrede.
Bleef populair vanwege zijn overwinningen en omdat hij voor rust en orde zorgde.
In 1804 liet hij zich tot keizer  van Frankrijk uitroepen (= monarchie).

Slide 10 - Slide

Napoleon
Behield belangrijke ideeën van de Franse Revolutie:
  • Alle burgers waren gelijk, geen standenmaatschappij meer.
  • Eén wetboek  (Code Napoléon) voor heel Frankrijk. Het was voor het eerst dat overal dezelfde wetten voor alle burgers golden.

Slide 11 - Slide

Napoleon
Burgerlijke stand = lijst waarin bestuur vastlegt wanneer burgers zijn geboren, getrouwd of overleden.

Handig voor het bestuur.
  • Napoleon wist precies hoeveel mensen in Frankrijk woonden.
  • Wie belasting moest betalen.
  • Wie oud genoeg waren om dienstplicht in het leger te vervullen.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Napoleon
  • Napoleon bleef oorlogen voeren, om de macht van Frankrijk uit te breiden en de ideeën van de Franse Revolutie verder te verspreiden. 
  • Napoleon wist bijna heel Europa (te veroveren (behalve Groot-Brittannië).
  • Verbood handel met Groot-Brittannië (Continentaal Stelsel)
  • Overal waar Napoleon de baas werd voerde hij wetboeken, de burgerlijke stand en dienstplicht in. 

Slide 14 - Slide

Napoleon
1812 Napoleons mislukte veldtocht naar Rusland.

1813 Volkerenslag bij Leipzig. Napoleon verslagen.

1814-15 Congres van Wenen

1815 Slag bij Waterloo. Napoleon definitief verslagen.

Slide 15 - Slide

Waarom trokken de Fransen in 1792 ten oorlog tegen andere Europese landen?
A
Ze waren bang dat het volk vrijheid en gelijkheid wilde.
B
Ze waren bang dat andere landen Frankrijk binnen zouden vallen om een einde aan de revolutie te maken.
C
Ze wilden de geestelijkheid en adel hun voorrechten teruggeven.

Slide 16 - Quiz

Sommige maatregelen van Napoleon passen bij het Verlichtingsdenken. Welke twee maatregelen zijn dat?
A
Gebieden in Europa veroveren
B
Voor rust en orde zorgen in Frankrijk
C
Vrijheid van godsdienst handhaven
D
Het wetboek met wetten die voor alle burgers golden.

Slide 17 - Quiz

Wat veranderde in het bestuur van Frankrijk na de staatsgreep van Napoleon?
A
Burgers hadden geen inspraak meer in het bestuur.
B
Burgers hadden geen vrijheid van meningsuiting meer.
C
Burgers kregen stemrecht.

Slide 18 - Quiz

Nederland 1588-1815
Verschillende Nederlandse staten:
1588-1795 Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1795-1801 Bataafse Republiek
1801-1806 Bataafs Gemenebest
1806-1810 Koninkrijk Holland
1810-1813 Onderdeel van Frankrijk
1815 Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

Slide 19 - Slide

De Bataafse Republiek
1801-1806 Bataafs Gemenebest
Nadat Napoleon in Frankrijk aan de macht kwam, bemoeide hij zich steeds meer met Nederland.


1806-1810 Koninkrijk Holland
Napoleon maakt zijn broer Lodewijk Napoleon koning van Nederland. Wanneer Napoleon ontevreden is over de heerschappij van Lodewijk Napoleon, ontslaat hij hem.

Slide 20 - Slide

De Bataafse Republiek
1810-1813 Onderdeel van Frankrijk
Napoleon maakte van Nederland een Franse provincie.
Veranderingen:
  • Hoge belastingen om oorlogen te bekostigen
  • Handel ging achteruit
  • Dienstplicht ingevoerd 
  • Wetboek ingevoerd
  • Burgerlijke stand ingevoerd
  • Nieuwe maten en gewichten.


Slide 21 - Slide

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1813 De Nederlanders kwam met hulp van de Russen en de Britten in opstand. 

1814-15 Congres van Wenen
In Frankrijk en andere landen komen (weer) koningen op troon. 

1815 Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Nieuw bestuur in Nederland. Zoon laatste stadhouder wordt Koning Willem I.

Slide 22 - Slide

Wat is de juiste tijdsvolgorde van onderstaande Nederlandse staten?
A
Bataafse Republiek, Republiek der 7 Verenigde Nederlanden, Koninkrijk Holland, Onderdeel van Frankrijk
B
Bataafse Republiek, Republiek der 7 Verenigde Nederlanden, Onderdeel van Frankrijk, Koninkrijk Holland
C
Republiek der 7 Verenigde Nederlanden, Bataafse Republiek, Onderdeel van Frankrijk, Koninkrijk Holland
D
Republiek der 7 Verenigde Nederlanden, Bataafse Republiek, Koninkrijk Holland, Onderdeel van Frankrijk

Slide 23 - Quiz

Wat hoort niet bij de periode 1795-1806?
A
Bataafse Revolutie
B
Bataafs Gemenebest
C
Grondwet
D
Lodewijk Napoleon

Slide 24 - Quiz

Wie was de baas in Nederland in 1809?
A
Lodewijk Napoleon
B
Napoleon Bonaparte
C
Willem I
D
Willem V

Slide 25 - Quiz

Welke veranderingen voerde Napoleon door toen Nederland een provincie van Frankrijk was?
A
Burgerlijke stand, dienstplicht, grondwet, wetboek
B
Burgerlijke stand, dienstplicht, grondwet, lagere belastingen
C
Burgerlijke stand, dienstplicht, nieuwe maten en gewichten, lagere belastingen
D
Burgerlijke stand, dienstplicht, nieuwe maten en gewichten, wetboek

Slide 26 - Quiz

Wie was de baas in Nederland in 1815?
A
Lodewijk Napoleon
B
Napoleon Bonaparte
C
Willem I
D
Willem V

Slide 27 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom koningen in andere landen de Franse revolutie een bedreiging vonden.
  • Je kunt uitleggen waarom het leger steeds belangrijker werd in Frankrijk.
  • Je kunt belangrijke eigenschappen noemen van het bestuur door Napoleon.
  • Je kunt beschrijven hoe Napoleon een Europees rijk veroverde en dat ook weer verloor.
  • Je kunt uitleggen welke gevolgen Napoleons bestuur voor Nederland had.
  • Je kunt uitleggen welke ideeën van de Franse Revolutie Napoleon over Europa verspreidde.
  • Je kunt uitleggen welke Nederlandse staten er na de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstonden.

Slide 28 - Slide

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 29 - Slide