Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5

Slide 1 - Slide

Mevrouw Peroti werk 32 uur in de week. Heeft zij een voltijd baan?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Mevrouw Peroti is 21 jaar. Op welk loon heeft zij recht?
A
Minimumjeugdloon
B
Minimumloon

Slide 3 - Quiz

Wat is onjuist?
A
Alleen bij zwart werk betaal je geen belasting en premie.
B
Alleen zwart werk is verboden.
C
Alleen voor grijs werk krijg je niet betaalt.
D
Alleen wit werk staat geregistreerd bij de belastingdienst.

Slide 4 - Quiz

Wat is onjuist?
A
Het brutoloon is het loon dat in de cao staat omschreven.
B
Het verschil tussen bruto en netto zijn de belastingen en premies.
C
Nettoloon is exclusief belastingen en premies.
D
Brutoloon krijg je gestort op je bankrekening.

Slide 5 - Quiz

De afspraken binnen een cao worden gemaakt door organisaties van werkgevers en ...
A
bedrijfstakken
B
vakbonden
C
werknemers
D
arbeidsvoorwaarden

Slide 6 - Quiz

Een arbeidsovereenkomst is een contract tussen een ...
A
werkgever en werknemer
B
bedrijfstak en vakbond

Slide 7 - Quiz

Vivian is automonteur bij een groot garagebedrijf. Wat voor werk doet Vivian?
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 8 - Quiz

Als je een eigen bedrijf hebt dan ben je een ...
A
Zelfstandige
B
Venoot
C
Aandeelhouder
D
Werknemer

Slide 9 - Quiz

Bij een ... is er maar één persoon de eigenaar van het bedrijf.
A
Eenmanszaak
B
VOF

Slide 10 - Quiz

Welke ondernemingsvormen betalen inkomstenbelasting?
A
Eenmanszaak en vof
B
Bv en nv

Slide 11 - Quiz

Welke ondernemingsvormen zijn aansprakelijk met hun privévermogen?
A
Eenmanszaak en vof
B
Bv en nv

Slide 12 - Quiz

Wat is onjuist?
A
Als de koers stijgt van een aandeel betekent het dat het goed gaat met het bedrijf.
B
Een bv en nv betalen vennootschapsbelasting over hun wint.
C
De winst die wordt uitgekeerd noemen we dividend.
D
Bij een nv kan niet iedereen zomaar aandeelhouder worden, bij een bv wel.

Slide 13 - Quiz

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer ....
A
aanbod.
B
vraag.

Slide 14 - Quiz

Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
arbeiders
B
bedrijven en overheid
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 15 - Quiz

Wat is onjuist?
A
Als het goed gaat met d economie dan is er weinig werkloosheid.
B
Als het goed gaat met de economie dan stijgt de werkgelegenheid.
C
Als het goed gaat met de economie dan stijgt het aantal werklozen.
D
Als het goed gaat met de economie dan wordt de vraag naar arbeid groter.

Slide 16 - Quiz

Wat is onjuist over arbeidsparticipatie?
A
Arbeidsparticipatie is iedereen tussen de 15 jaar en de pensioensleeftijd.
B
Doordat er nu flexibele banen zijn is de arbeidsparticipatie groter.
C
Arbeidsparticipatie is het percentage van de bevolking dat bij de beroepsbevolking hoort.
D
Hoe groter de beroepsbevolking hoe groter de arbeidsparticipatie.

Slide 17 - Quiz

In België wonen 20 miljoen mensen. 5 miljoen mensen daarvan horen bij de beroepsbevolking. Wat is de arbeidsparticipatie?
A
25%
B
50%
C
75%
D
125%

Slide 18 - Quiz

De werkgelegenheid in Nederland is 12 miljoen en de beroepsbevolking is 11 miljoen. Is er spraken van werkloosheid?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

In Zeeland is er heel veel werk te vinden in de primaire sector. Hierdoor is er minder werkloosheid in Zeeland dan in Utrecht. Van wat voor werkloosheid is hier spraken?
A
Frictie werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Regionale werkloosheid

Slide 20 - Quiz

Het UWV heeft 2 taken. Welke hoort er niet bij?
A
Het UWV helpt je met het zoeken naar een baan.
B
Het UWV controleert of je terecht je baan bent verloren.
C
Het UWV beoordeelt of je recht hebt op een WW uitkering.

Slide 21 - Quiz

Voor wat voor werkloosheid zorgt een schaatsbaan.
A
Frictiewerkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Regionale werkloosheid

Slide 22 - Quiz

Als er inflatie is zorgt dit voor ...
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 23 - Quiz

Als de lonen stijgen dan wordt de .... aangepakt.
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 24 - Quiz