M&Z - werken bij gezinnen met een hulpvraag DEEL B

Werken bij gezinnen met een hulpvraag
Deel B
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Werken bij gezinnen met een hulpvraag
Deel B

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is rapporteren?
A
Met een rapportcijfer aangeven hoe goed je iets vindt.
B
Objectief melden wat er gebeurd is
C
Opschrijven wat er gebeurd is en wat jouw mening daarover is.
D
Vragen van je leidinggevende beantwoorden.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Rapporteren 
= een ander woord voor verslagleggen, een verslag maken over je observaties (wat je gezien hebt)
OBJECTIEF!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Waar moet iemand met een hoge bloeddruk minder van binnen krijgen?
A
Gluten
B
Lactose
C
zout
D
Fruit

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor 'Zout'
A
Kalium
B
Natrium
C
Calorie
D
Koolhydraat

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn peulvruchten?
A
Bonen
B
Bananen
C
Kokosnoten
D
Pinda's

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk vak van de schijf van vijf bevat veel koolhydraten?
A
Groen
B
Blauw
C
Oranje
D
Paars

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Van welk product heb je het
minste nodig uit de schijf van
vijf?
A
vetten
B
koolhydraten
C
eiwitten
D
vitamines

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Vegetarisch Eten

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Noem 2 redenen om vegetarisch te eten?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Je moet een vegetarisch menu maken. Welke voedingsmiddel kun gebruiken?



A
Zalm
B
ei
C
gelatine
D
ansjovis

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Soja is een goede vleesvervanger
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoeven vegetariërs niet binnen te krijgen als vleesvervanger
A
Noten
B
Gelatine
C
ijzer
D
peulvruchten

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Gezond?
Een goede vleesvervanger is een vegetarisch alternatief voor vlees en bevat dezelfde voedingsstoffen:
  • Eiwit
  • Ijzer
  • Vitamine B1 en/of B12

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Op het etiket van een vleesvervanger lees je:
Bakproduct uit zuivel met toegevoegd ijzer en vitamine B6.
Is dit product geschikt voor veganisten?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wie eet kaas?
A
Vegetariër
B
Veganist
C
vegetariër en veganist wel
D
vegetariër en veganist niet

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wie eet aardappels
A
Vegetariër
B
Veganist
C
Vegetariër en veganist wel
D
Vegetariër en veganist niet

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wie eet een biefstuk?
A
Vegetariër
B
Veganist
C
Vegetariër en veganist wel
D
Vegetariër en veganist niet

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wie draagt leren schoenen?
A
Vegetariër
B
Veganist
C
Vegetariër en veganist wel
D
Vegetariër en veganist niet

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wie eet een broodje gerookte zalm
A
Vegetariër
B
Veganist
C
Vegetariër en veganist wel
D
Vegetariër en veganist niet

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wie eet gekruide kippenvleugels?
A
Vegetariër
B
Veganist
C
Vegetariër en veganist wel
D
Vegetariër en veganist niet

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Voedselallergie
Voedselintolerantie
reactie van het lichaam vrijwel meteen na het eten van een allergeen.
de reactie komt veel later ( 8 tot 48 uur )
hevige reactie ( anafylactische shock (ofwel: anafylaxie), kun je aan doodgaan.)
reacties zijn heel verschillend per persoon

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

wat is domotica?

Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Kan je een voorbeeld geven van Domotica in de zorg?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen fijne en grove motoriek?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

grof = groot
fijn = klein


kleine bewegingen zoals knippen = fijne motoriek
grote bewegingen zoals rennen = grove motoriek
Wat is het verschil in grove en fijne motoriek?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions


Bij welke activiteiten maak je gebruik van de fijne motoriek en grove motoriek? Sleep de activiteiten die vallen onder fijne/grove motoriek naar de juiste vakken.


Fijne motoriek
Grove  motoriek
Appels schillen



Fotograferen
Handballen
Mountainbiken
Sms’en
Tanden poetsen
Hardlopen
Nagels knippen
Veters strikken

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Welke gevaarlijke situaties zie jij?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

handdoek te dicht bij de verwarming, brandgevaar.
medicijnen binnen handbereik van kinderen, gevaar van vergiftiging
douchegordijn open, vloer wordt nat & glad

stroom (föhn) bij water, elektrocuteren 
kapotte spiegel, gevaar voor snijwond
nat t-shirt -> uitglijden

schoonmaakspullen binnen handbereik, vergiftigingsgevaar
natte gladde vloer, uitglijden
spullen in toilet, verstoppingsgevaar

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de 5 EHBO regels?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Passen deze handelingen bij een snijwond of een schaafwond?
SNIJWOND
SCHAAFWOND
Bij veel bloedverlies bel je 112
Je verwijdert kleine steentjes met een pincet
Dek de wond af alleen als dit nodig is
Je dekt de wond af met steriel verbandmateriaal

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Wanneer leg je een drukverband aan?
A
Wanneer iemand een botbreuk heeft
B
Wanneer iemand iets gekneusd heeft
C
Wanneer iemand een wond heeft

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat heb je nodig voor het aanleggen van een drukverband?
A
Elastische zwachtel, synthetische watten, kleefpleister
B
Elastische zwachtel, kleefpleister
C
steriel gaas, zwachtel, kleefpleister
D
Snelverband, Synthetische watten, zwachtel, hechtpleister.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een chronische ziekte?

Slide 39 - Mind map

Een chronische ziekte is een ziekte die niet meer over gaat. Je hebt er minimaal 3 maanden per jaar last van. Voorbeelden zijn parkinson, diabetes, hart- en vaatziekten. 
Wat is een voorbeeld van een chronische ziekte?
A
Reuma
B
Griep
C
waterpokken
D
Corona

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Vragen?
Cijferopdracht(en) afmaken en inleveren

Slide 41 - Slide

This item has no instructions