Tekstbegrip 5 groep 8

1 / 26
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Selfies (boek blz. 34, 35.)

Zelfportretten zijn niet nieuw: Rembrandt en Van Gogh (zij maakten in de Gouden eeuw schilderijen van Selfies) maakten ze ook. Maar dankzij de smartphone hoef je nu geen kunstenaar meer te zijn om ze te maken. En het gaat nog een stuk sneller ook!

Slide 2 - Slide

1. Fotografeer niet recht van voren.

Als (voorwaarde) je jezelf recht van voren fotografeert, wordt je gezicht raar plat. Draai je gezicht dus (conclusie) een stukje opzij. Duw je kin wat naar beneden om (middel-doel) een stoere, krachtige uitstraling te krijgen.
(Wanneer kan je deze stoere, uitstraling krijgen?)

Slide 3 - Slide

2. Houd de camera een beetje boven je hoofd.

Fotografeer nooit van onderaf, behalve als (tegenstelling, mits) je voor de ware varkensneus gaat. Houd je camera ook niet te hoog, want (reden) dan zie je eruit als een koddige kleuter. (En dat wil je vast niet)

Slide 4 - Slide

3. Let op een goede belichting.

Daglicht is het meest flatteus (zie je erop je mooist uit), dus (conclusie) maak de selfie bij een raam of buiten. Pas op dat de zon niet achter je is, want dan mislukt je selfie door (oorzaak-gevolg) de schaduw op je gezicht. Kijk ook uit als de zon voor je is; bij te fel licht ga je met je ogen knijpen en dat is geen gezicht. Gebruik je flitser alleen als het echt moet. Flits zorgt voor een glimmend voorhoofd, het vervormt je gezicht en je hebt kans op rode ogen.

Slide 5 - Slide

4. Check je achtergrond

Bij een selfie ben jij het hoofdonderwerp 
(duh!), maar de foto wordt beter met een 
goede achtergrond. Kies een egale, rustige achtergrond: natuur (altijd goed) of een 
geverfde muur. Pas op voor photbombers (mislukkingen), zoals (voorbeeld) een 
huilend kind of poepende hond. 

Slide 6 - Slide

5. Laat emoties zien.

Laat verschillende gezichtsuitdrukkingen zien. Een lach doet het altijd goed, maar een verbaasd hoofd met een grappig onderschrift is ook leuk. En natuurlijk is een gekke bekkenselfie sowieso een topper.

Slide 7 - Slide

6. Zet geen duck face op.

Een duck face is een foto waarbij je je wangen naar binnen zuigt en je lippen tuit alsof (vergelijking) je iemand een zoen geeft. Niet doen, je maakt jezelf echt belachelijk. Tenzij (tegenstelling) je een meisje van tien bent, dan kan het nog net.

Slide 8 - Slide

7. Adem in, adem uit.

Haal diep adem voordat je de foto maakt en adem langzaam en rustig uit. Hierdoor (oorzaak-gevolg) ontspant je gezicht, dit komt de foto zeker ten goede.

Slide 9 - Slide

8. Experimenteer volop

Experimenteer als een malle! Maak massa's selfies en check de beste camerastand.

Slide 10 - Slide

9. Gebruik een selfiestick.

Zijn je armen te kort (probleem) voor dat wat je wilt fotograferen? Gebruik dan de selfiestick (hulpstuk, oplossing). In deze uitschuifbare stok met houder kun je je mobiel klemmen.

Slide 11 - Slide

10. Gebruik een filter.

Zeg doei tegen je pukkel! Gebruik een fotobewerkingsprogramma om (middel-doel) je foto's mooier te maken en poets hiermee meteen die stoorzender in je gezicht weg. Lijstje erom en je selfie is klaar voor Instagram..... 


Slide 12 - Slide

Wat voor soort tekst is dit?

(Instructie, rapportage, interview, verslag)

Is deze tekst herkenbaar voor de tijd waarin we nu leven?                      (eigentijds....)
Is het een grappige tekst? (Komisch, grappig)

Slide 13 - Slide

Opgave 1.
Wat voor soort tekst is dit?
A
instructie
B
interview
C
reportage
D
verslag

Slide 14 - Quiz

Opgave 2.
Welke titel past het best boven deze tekst?
A
Experimenteer met selfies
B
Hoe word je een goede fotograaf?
C
Toffe tips voor de beste selfies
D
Van zelfportret naar selfie

Slide 15 - Quiz

Opgave 3.
Lees: Zelfportretten zijn ... ook! (r. 2-4)
Welke vergelijking vind je?
A
kunstenaars-schilders
B
mobiel - smartphone
C
Rembrandt - van Gogh
D
schilderij - selfie

Slide 16 - Quiz

Opgave 4.
Lees: Duw je .. krijgen (r. 7-8)
Wanneer krijg je een sterke uitstraling?
A
als je je gezicht naar links draait
B
als je je gezicht naar rechts draait
C
als je kin naar beneden doet
D
als je jezelf van voren fotografeert

Slide 17 - Quiz

Opgave 5.
Lees: Fotografeer nooit .. gaat! (r. 10)
Welk ander woord kun je hier gebruiken in plaats van: behalve als?
A
aangezien
B
hoewel
C
mits
D
terwijl

Slide 18 - Quiz

Opgave 6.
Lees: Pas op ... hond. (r. 21)
Wat is een photobomber?
A
een app om foto's op te bewerken
B
een selfie die bewogen is
C
een selfie met een mooie achtergrond
D
iets of iemand die je selfie verpest

Slide 19 - Quiz

Opgave 7.
Lees: Zijn je .... selfiestick. (r. 36)
Wat wordt beschreven in deze zinnen!
A
een bewering en een voorbeeld
B
een nadeel en een voordeel
C
een oorzaak en een gevolg
D
een probleem en een oplossing

Slide 20 - Quiz

Opgave 8.
Waar is sprake van een hulpmiddel bij het maken van een selfie?
A
In het vierde stukje (r. 18-21)
B
In het vijfde stukje (r. 22-25)
C
In het negende stukje (r. 35-37)
D
In het tiende stukje (r. 38-41)

Slide 21 - Quiz

Opgave 9. De schrijver wil deze zin toevoegen: En dat wil je vast zelf ook niet. Waar past deze zin het best?
A
achter: krijgen (r. 8)
B
achter: kleuter (r. 11)
C
achter: topper (r.25)
D
achter: net (r. 29)

Slide 22 - Quiz

Opgave 10. Welke bewering over het taalgebruik in deze tekst is waar?
Het taalgebruik is ....
A
beschaafd en deftig
B
eigentijds en komisch
C
kort en zakelijk
D
saai en oubollig

Slide 23 - Quiz

Hoe hebben jullie deze tekst met vragen gemaakt?

Slide 24 - Open question

Selfies?

Slide 25 - Mind map

Slide 26 - Slide