Dag 7

Nieuwe woorden thema 14
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nieuwe woorden thema 14

Slide 1 - Slide

het stuk
  • een deel van iets
  • zin: Wil je een stuk taart? 
  • zin: Ze reist een stuk met hen mee.
  • kapot
  • zin: De laptop is stuk, hij moet gemaakt worden.

Slide 2 - Slide

succes
  • dit zeg je als je hoopt dat iemand iets goed doet
  • zin: Veel succes met de toets! 

Slide 3 - Slide

de taart
  • heel lekkere koek die je eet op feesten
  • zin: Ik heb deze taart zelf gebakken, wil je een stuk? 

Slide 4 - Slide

tegen
  • bij, naast
  • zin: De kast staat tegen de muur. 
  • je vindt het niet goed
  • zin: Ik ben tegen roken op het plein.
  • zin: Zeg je tegen de docent dat ik later kom?

Slide 5 - Slide

tegenover
  • aan de andere kant
  • zin: De mannen staan tegenover elkaar. 

Slide 6 - Slide

de trainer
  • de docent bij de sport die je doet
  • zin: Onze trainer vertelt welke oefeningen we gaan doen. 

Slide 7 - Slide

Een sport waarbij iemand gymnastische oefeningen doet =
A
zwemmen
B
turnen
C
voetballen
D
basketballen

Slide 8 - Quiz

Zoete dingen eten =
A
koeken
B
eten
C
snoepen
D
zoeten

Slide 9 - Quiz

De beste zijn in een wedstrijd=
A
vinden
B
turnen
C
zoeken
D
winnen

Slide 10 - Quiz

Moeite doen om te ontdekken waar het is =
A
vinden
B
turnen
C
zoeken
D
winnen

Slide 11 - Quiz

Ik ga weg =
A
Ik ga naar een andere plaats.
B
Ik ga over een andere plaats
C
Ik ga naar een mooie plaats
D
Ik ga over een mooie plaats

Slide 12 - Quiz

tegen =
A
in contact met iemand
B
heel erg
C
aan de overkant van
D
niet bijzonder

Slide 13 - Quiz

het praatje =
A
een lang gesprek over gewone dingen
B
een kort gesprek over gewone dingen
C
een kort gesprek over bijzondere dingen
D
een lang gesprek over bijzondere dingen

Slide 14 - Quiz

Mag ik een ........... ............?
A
stuk taart
B
stuk praatje
C
stuk snoep
D
stuk prijs

Slide 15 - Quiz